Adoptiekinderen zijn gewone kinderen die een ongewone levensstart hebben gehad. Daar waar ze geboren zijn was het, vaak door complexe omstandigheden, niet mogelijk om verder op te groeien. Veel kinderen zijn daarna op verschillende plekken verzorgd geweest, en hebben daardoor vaak tekorten, breuken in relaties en andere traumatische ervaringen opgelopen. Daarna hebben ze door de adoptie alles wat hen bekend was achter moeten laten om te gaan ingroeien in een gezin in een ander land. Kinderen zijn vaak veerkrachtig en leergierig, en dat helpt ze om deze ingrijpende overgang te maken. Ze nemen echter ook hun verleden met zich mee en dat maakt ze kwetsbaar op verscheidene gebieden. 

Adoptiekind in het VO

In het adoptiegezin waar ze zijn opgegroeid hebben adoptiekinderen tegen de tijd dat ze naar de middelbare school gaan vaak al veel kunnen herstellen en inhalen. De impact van de voorgeschiedenis van afstand en adoptie is echter aanzienlijk en speelt in bepaalde levensfases of nieuwe situaties opnieuw een rol. 
De overgang van de basis- naar de middelbare school is voor veel kinderen een spannende stap. Voor een gemiddeld adoptiekind is het vaak een extra moeilijke overgang, die wat meer ondersteuning en een aanpak op maat vraagt. De beschreven aandachtspunten en handvatten kunnen ook behulpzaam zijn bij leerlingen die om een andere reden iets extra’s nodig hebben.

Liam, docent Engels en mentor op een VMBO: 
“Vorig jaar kwam Carmela bij ons op school. Ze viel gelijk op, wat een stuiterbal! Overal bovenop, super onrustig en altijd met iets anders bezig dan de lesstof. Ze werd besproken in ons overleg voor de kerstvakantie. Veel docenten vonden haar gedrag in de klas storend en ook op het schoolplein of op de gang raakte ze wel eens in conflict met andere leerlingen. Ze was bovendien moeilijk aanspreekbaar op haar gedrag, wimpelde het af, of schoof de schuld op een ander. 
Een gesprek met haar adoptieouders volgde en dat gaf ons belangrijke informatie: 
Carmela moest in haar geboorteland als klein meisje noodgedwongen haar eigen boontjes doppen. Ze hield daarom, ook na de adoptie, liever zelf de controle dan dat ze op volwassenen vertrouwde. In de basisschoolperiode was dat, met specifieke begeleiding thuis en op school langzaam veranderd. Carmela ontpopte zich als een energiek, behulpzaam en leergierig meisje. Soms kon ze echter terugvallen in druk en dominant gedrag, maar doordat haar ouders, de leerkrachten en klasgenootjes haar goed kenden en wisten hoe ze haar daarbij moesten helpen, kon dat meestal snel worden omgebogen.
Door deze informatie leerden we door een andere bril naar haar gedrag te kijken en beseften we ons dat we haar eigenlijk te veel hadden laten zwemmen. Ze had meer steun nodig om zich in deze nieuwe situatie weer veilig te gaan voelen. We hebben toen met Carmela en haar ouders samen een plan gemaakt en dat werkte voor iedereen heel prettig”.

Impact van vroegkinderlijke ervaringen

Als kinderen op jonge leeftijd langdurig te weinig bescherming, structuur en afgestemde aandacht krijgen, of ondervoed zijn, mishandeld of misbruikt worden, wordt hun brein geprogrammeerd op ‘overleven’. Alle zintuigen staan ‘aan’ om zich psychisch en fysiek te kunnen handhaven in een onveilige en onvoorspelbare situatie of omgeving (fight-flight-freeze). Als de negatieve situatie voor het kind extreem beangstigend was, erg lang geduurd heeft of zich vaak herhaald heeft, is de imprint meestal ook heftiger, óók als het kind het zich niet bewust kan herinneren. 
Een gebeurtenis of zintuiglijke prikkel in het heden kan iets in het onbewuste geheugen triggeren en een automatische reactie veroorzaken. Zo kan een kind bijvoorbeeld plotseling heel onrustig worden, defensief reageren, weglopen of agressief reageren. Maar het kan ook maken dat hij dichtklapt, niet meer bereikbaar is, of een sombere waas om zich heen krijgt. 
Vroegkinderlijke negatieve ervaringen hebben niet alleen effect op het basisvertrouwen en zelfbeeld van een kind, maar bv. ook op zijn stress- en emotieregulatie, zijn sociale vaardigheden en vermogen tot leren. 

De jaren van wennen en hechten en de basisschool

De eerste periode na de adoptie is voor alle gezinsleden erg spannend, iedereen moet nog erg aan elkaar wennen en met elkaar vertrouwd raken. Dat heeft vaak veel tijd en herhaling nodig en een sensitieve, soms therapeutische instelling van de opvoeders om het kind heen. De omstandigheden van het kind zijn door de adoptie veranderd, maar zijn brein en lichaam reageren soms nog automatisch vanuit de bekende overlevingsstrategie. De negatieve ervaringen moeten als het ware ‘overschreven’ worden door langdurige herhaling van nieuwe, positieve ervaringen. 
In een veilige, voorspelbare omgeving komen veel adoptiekinderen toe aan het (deels) inhalen van gemiste ontwikkelingsfases en het ontwikkelen van een veilige gehechtheidsrelatie met hun adoptieouders. Dit gaat echter niet vanzelf, veel gezinnen maken daarom gebruik van adoptiespecifieke opvoedondersteuning thuis en op school. De steun en sensitiviteit van de leerkracht is voor een adoptiekind op de basisschool van groot belang om zich ook daar veilig te gaan voelen en optimaal tot leren te kunnen komen. Vaak is het profiel van adoptiekinderen disharmonisch, op sommige gebieden ontwikkelen ze zich prima, terwijl andere vaardigheden of opdrachten nog heel lastig blijken. Het kan een valkuil zijn om deze kinderen sec te beoordelen op hun kalenderleeftijd, dus het is vaak een complexere puzzel om goed af te stemmen op de (onderwijs)behoeftes.

Extra vragen en taken

Adoptiekinderen hebben tijdens het opgroeien extra ontwikkelingstaken door hun voorgeschiedenis. In verschillende situaties en leeftijdsfases worden adoptiekinderen geconfronteerd met het feit dat ze afgestaan en geadopteerd zijn. Bijvoorbeeld door vragen van leeftijdgenootjes of mensen op straat, het gemis van een eigen babyfoto, een blik in de spiegel of een onderwerp op televisie… het zet ze aan het denken over hun afkomst, hun identiteit, hun geboortemoeder of hun plek op de wereld.
Dat brengt complexe en verwarrende gevoelens met zich mee, die soms (nog) niet bewust zijn en voor het kind moeilijk te benoemen en hanteren zijn. Veel kinderen stoppen dat soort moeilijke gevoelens liever weg. Dit kan leiden tot hoge stress, en leer- en gedragsproblemen. 
Bij hoge spanning vallen mensen altijd terug op vroeg aangeleerde coping mechanismen, daarin zijn adoptiekinderen niet anders. De onzekere periode van de (beginnende) puberteit, in combinatie met de overgang naar de middelbare school maakt daarom dat dit voor adoptiekinderen een extra lastige fase is. Daarom kunnen ze gebaat zijn bij extra begrip, steun en een aanpak op maat. Soms roept hun houding of gedrag namelijk het tegenovergestelde op van wat ze eigenlijk nodig hebben. Een open samenwerking tussen ouders, school en eventueel hulpverlening is daarom extra belangrijk.

Marjan, docent Maatschappijleer: “In een van mijn klassen zat vorig jaar een jongen van 13 die uit China geadopteerd was, maar hij wilde daar absoluut niet over praten. Aan de ene kant kwam Cheng een beetje wereldvreemd over, maar hij was wel echt slim en vond het leuk om zijn kennis te showen. De manier waarop hij dat deed was soms niet zo handig en dat gaf merkbare irritatie bij de andere leerlingen. Hij ging daardoor juist nog onhandiger doen, dingen zeggen die niet klopten of grapjes maken op rare momenten… Ook zijn prestaties op school verslechterden, hij bleef weg vanwege hoofdpijn, kortom: het ging niet goed. In het team en samen met zijn adoptieouders hebben we besproken hoe we hem meer in zijn kracht konden zetten, zodat hij weer meer positieve ervaringen op kon doen. We spraken af dat ik elke 2 weken een gesprekje met hem zou hebben om lastige situaties voor- of na te bespreken en ook te leren van dingen die goed waren gegaan. Tegelijkertijd heb ik in de klas het thema ‘diversiteit’ behandeld, en dat gaf mooie aanleiding tot groepsgesprekken over tolerantie, compassie en elkaar helpen. Dat gaf echt een positieve draai aan de groepssfeer. Cheng is later samen met een andere leerling in de redactie gestapt van de schoolkrant en schrijft daar interessante en soms geestige stukjes voor. Dit geeft hem wat aanzien in de groep. Hij zei dat hij volgende keer een stuk plaatst over zijn reis naar China en het kindertehuis waar hij voor zijn adoptie verbleef. Daar heb ik hem een groot compliment voor gegeven”.

Wat is van belang?

Alert zijn op kwetsbaarheden die bij leerlingen met een adoptieachtergrond (in meer- of mindere mate) kunnen spelen:

  • Verminderd basisvertrouwen, negatief zelfbeeld.
  • Gevoelig voor onvoorspelbaarheid, verandering van plek, persoon of activiteit, dingen die afwijken van de ‘normale’ gang van zaken (lesuitval, inval docent). Dit geeft mogelijk gevoel van onrust, onraad, angst.
  • Gevoelig voor ongestructureerde en onbegeleide situaties, bv. pauze of op de gangen in school.
  • Gevoelig voor vragen of opmerkingen over uiterlijk, afkomst, geboorteland of -familie, rootsreis of zoekactie naar biologische familie.
  • Gevoeligheid voor afwijzing, er niet bij horen, weggestuurd worden, niet goed genoeg zijn, geen stem/invloed hebben, niet begrepen worden.
  • Moeite met prikkelverwerking, concentratie en stressregulatie.
  • Perfectionistisch en faalangstig zijn.
  • Moeilijk hulp kunnen vragen/accepteren.

Deze signalen zijn extra aanwezig als de spanning bij de leerling hoog is; naarmate hij zich vertrouwder, begrepen en gesteund voelt, nemen ze meestal af. In een toets-week of bijvoorbeeld door een andere samenstelling van de groep kan weer opnieuw spanning ontstaan. Het kan daarom geen kwaad een vinger aan de pols te houden, zodat je, ook vanuit school, flexibel mee kunt bewegen als dat weer even nodig is.

Samenwerking met ouders

Adoptieouders lijken soms misschien kritisch en ‘overbezorgd’ en willen bijvoorbeeld extra betrokken worden en overleggen. Betreffende leerling is soms emotioneel nog wat jonger en heeft meer support nodig om zich veilig te voelen. Overleg met ouders over verwachtingen t.a.v. de leerling, aanpak en de onderlinge communicatie is dan belangrijk. 

Concrete handvatten en tips

  • Extra aandacht voor overgang basisschool-VO, bied aan vooraf rondleiding te komen doen, klas bekijken, vaste plek geven, vertellen en laten zien hoe het zal gaan? Eventueel bespreken: wat wel/niet vertellen als leerlingen vragen hebben over geadopteerd-zijn, of en hoe docent daarbij kan helpen? Wat heeft geholpen op de basisschool waar je hier ook iets aan kunt hebben?
  • Expliciet inzetten op opbouw relatie en vertrouwen, laat merken dat je de leerling belangrijk vindt (toon ook interesse voor niet-schoolse zaken), dat je begrip hebt voor de dingen waarbij hij wat extra steun nodig heeft, geef concrete complimenten over de dingen die hij goed doet, leert, of probeert, geef hem taken of verantwoordelijkheden waarvan je weet dat hij die aankan (succeservaringen opdoen).
  • Voorspelbaar zijn (zeg wat je doet, doe wat je zegt).
  • Prikkelgevoeligheid in de klas: plek in lokaal (overzicht, maar ook dicht bij docent), koppelen aan andere leerling die steunt, eventueel bespreken alternatief stressrelease (tangle, even kunnen bewegen?, energizer doen met hele groep?).
  • Extra betrokkenheid vast persoon op school, regelmatig vinger aan de pols en terugkoppeling met ouders (open kaart, verbondenheid, support van alle kanten).
  • Alert zijn op situaties die stress geven, lastig zijn (proefwerken, examen of afwijkende activiteiten). Voorbereiden (structuur en voorspelbaarheid geven houvast), vooraf bespreken aanpak als het lastig wordt en leerling daarin zelf laten meedenken wat hem dan helpt, oefenen en nabespreken zodat eigen invloed en groei inzichtelijk worden.
  • Herstellen van situaties die (nog) niet goed gingen, benoemen wat (wél) de bedoeling is, niet te veel nadruk op negatief gedrag en geen straf, maar hulp bij herstelacties. Vertrouwen geven dat leerling het kan leren, op eigen manier en tempo (dit was nog te moeilijk, wat kun je doen om het goed te maken en hoe zorgen we ervoor dat het volgende keer wel kan lukken).
  • Oog hebben voor interesses, talenten en vaardigheden, zodat leerling succeservaringen op kan doen.