27/03/2017 - Tekst: Angela Jans

Baby’s krijgen onbewust kennis mee van hun moedertaal en behouden die ook. Dat blijkt uit onderzoek van taalwetenschapper Mirjam Broersma onder Koreaanse geadopteerden. De onderzoekster van de Radboud Universiteit Nijmegen is blij verrast: ‘Het geeft nieuwe inzichten op wetenschappelijk gebied. We wisten al dat kinderen in hun eerste levensjaar klanken leren, maar niemand wist of dat ook al voor de eerste zes maanden gebeurde.’

Moedertaal adoptiekinderen.jpg

De studie betreft het grootste onderzoek ooit naar ‘herinneringen’ aan de moedertaal bij adoptiekinderen. Mirjam Broersma van het Centre for Language Studies onderzocht 29 inmiddels volwassen geadopteerden en net zoveel niet geadopteerde controle-proefpersonen. Voor het onderzoek werkte ze samen met Anne Cutler (Western Sydney University) en de Koreaanse Jiyoun Choi (Hanyang University), beiden voormalige onderzoekers bij het Nijmeegse Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek. Adoptiekinderen zijn voor taalwetenschappers interessant omdat de ontwikkeling van hun moedertaal plotseling wordt afgebroken.

Twee Koreaanse zusjes

De keuze voor dit onderzoek was geen toevallige. Broersma groeide op in een samengesteld gezin, met een broer die net als zij een biologisch kind is van hun ouders, en twee geadopteerde zusjes uit Zuid-Korea. De jongste werd geadopteerd toen Broersma 7 jaar was. “Mijn jongste zusje was ruim een jaar oud toen ze bij ons kwam. Ze kon al Koreaans praten. En als kind vroeg ik me altijd al af: Wat zou ze daarvan onthouden? Wat herinnert ze zich later nog? Toen ik taalwetenschapper was geworden, wilde ik dat nog steeds weten. De aanleiding voor het onderzoek was dus tweeledig: persoonlijk en wetenschappelijk.”

Terwijl haar zussen, die ze om privé en werk enigszins gescheiden te houden niet gevraagd heeft mee te doen aan het onderzoek, altijd zeiden dat ze niets meer van Korea wisten, betwijfelde Broersma of dat in hun onderbewustzijn ook werkelijk zo was: “Misschien zit er stiekem toch nog kennis, dacht ik. En dat blijkt dus zo te zijn.” De Koreaanse geadopteerden blijken decennia na hun adoptie nog een voorsprong te hebben op het herleren van Koreaanse klanken, zelfs als ze ten tijde van de adoptie pas een paar maanden oud waren. De resultaten tonen aan dat baby’s al veel eerder beginnen met het leren en opslaan van spraakklanken dan tot nu toe bekend was.

Broersma en collega’s zochten naar eventuele overgebleven informatie in het onbewuste geheugen van de deelnemers. Gedurende twee weken oefenden zij met het herkennen van Koreaanse klanken die voor buitenstaanders heel erg op elkaar lijken, maar die toch heel verschillend zijn. Vervolgens werd hun uitspraak van die klanken beoordeeld door Koreanen. De uitspraak van de adoptiekinderen verbeterde tijdens de trainingsperiode veel sneller dan die van de andere deelnemers, en bereikte uiteindelijk een hoger niveau.

Leeftijd bij adoptie niet van invloed

“Het meest fascinerende resultaat vind ik dat het moment van adoptie niet uitmaakt voor de taalvoorsprong die we vinden”, zegt Broersma. “De helft van onze deelnemers was jonger dan zes maanden op het moment van adoptie, de anderen ouder dan zeventien maanden. Beide groepen doen het decennia later even goed qua uitspraak, ze zijn allemaal stukken beter dan de controle-proefpersonen.”

In de jaren 70 kwamen de eerste Koreaanse adoptiekinderen naar Nederland. Tussen 1970 en 1988 waren dat er in totaal ruim vierduizend. Broersma: “Er waren dus meer dan voldoende potentiële deelnemers voor deze studie in Nederland. Bovendien zijn Koreaans en Nederlands zeer verschillende talen, dat maakte het onderzoek extra interessant. Mijn zussen hebben wel geholpen met het zoeken en vinden van geschikte deelnemers. Dat kostte soms nog wel wat moeite, want het onderzoek nam vrij veel tijd in beslag. We kwamen in totaal vier keer voor interviews en het afnemen van testen op bezoek en daarnaast moesten de deelnemers ‘huiswerk’ maken. Ze moesten oefenen met moeilijke klanken die sterk op elkaar lijken, dus we vroegen nog al wat van de deelnemers.”

Broersma verwacht dat de resultaten voor alle talen gelden: “Omdat we laten zien dat spreekvaardigheid op het moment van adoptie en het herkennen van specifieke woorden geen rol spelen in dit proces, zijn onze resultaten waarschijnlijk universeel.”

Goed nieuws voor adoptiekinderen

Voor adoptiekinderen is dat misschien goed nieuws, omdat het hun handvatten kan bieden in het leggen van banden met hun geboorteland. Het is echter niet vanzelfsprekend een voordeel: één deelnemer aan het onderzoek kreeg nachtmerries over de Koreaanse klanken van de onderzoekstaak, zo lastig vond hij het ze te herkennen. Net als de controle-proefpersonen vonden de geadopteerde deelnemers de taak erg lastig, maar toch scoorden ze beter. “De moedertaal is verdwenen uit hun bewuste geheugen, maar de kennis in hun onbewuste geheugen verschijnt weer via onze studie”, aldus Broersma.

Binnen de taalwetenschap geven de resultaten richting in een belangrijke discussie. Mensen leren hun moedertaal al vanuit de baarmoeder en dus ook in de eerste levensmaanden, maar tot nu toe was onduidelijk wat er daarvan overbleef zonder verdere inbreng van die taal, bijvoorbeeld in het geval van adoptie. De studie laat zien dat jonge kinderen de kennis over hun moedertaal op een abstracte manier opslaan. Die informatie biedt later in het leven nog voordelen bij het leren van de taal. Blijvende cognitieve en taalkundige vaardigheden worden dus al tijdens de eerste levensmaanden vastgelegd.

Op dit moment werkt Broersma inmiddels al weer geruime tijd aan een ander onderzoek met geadopteerden. Dit keer betreft het nog redelijk jonge en recent geadopteerde kinderen uit China. Broersma wil ook hier graag weten in hoeverre hun moedertaal bewust of onbewust aanwezig blijft. Dit onderzoek is nog in volle gang en de resultaten zullen dan ook nog wel even op zich laten wachten.

Publicatie

Early development of abstract language knowledge: Evidence from perception-production transfer of birth-language memory Choi, J., Cutler, A., & Broersma, M. (2017). Royal Society Open Science, DOI: 10.1098/rsos.160660