Hoe betrek je school bij de ontwikkeling van een kind

 

Interview met Meike Melenhorst – VIB-G-er bij Fiom Adoptievoorzieningen

Foto Meike Melenhorst

Na jaren lang gewerkt te hebben aan de voorkant van het adoptieproces (voorbereiding en voorlichting) heeft Meike 12 jaar geleden de overstap gemaakt naar de nazorg. Ze werkt als Video-interactiebegeleider Gehechtheid (VIB-G-er) bij Fiom Adoptievoorzieningen. In deze hoedanigheid begeleidt ze adoptiegezinnen thuis én op school.

“Het helpt enorm als de omgeving snapt waarom een kind doet zoals het doet.”

Video-interactiebegeleiding is een vorm van kortdurende opvoedingsondersteuning met behulp van video-opnamen. De opnames worden gemaakt van een gezinsactiviteit thuis. Deze worden vervolgens met de ouders besproken.

Wat is volgens jou de essentie van VIB?

“Allereerst ouders en omgeving inzicht geven in wat trauma is. Daar gebruik ik de bouwstenen van gehechtheid en informatie over trauma voor. Wat zie je bij een kind? Elk kind is anders maar overlevingsgedrag zie je eigenlijk altijd. We nemen onder de loep wat er onder het gedrag zit, wat maakt dat een kind zich zo uit. En samen met ouders kijk ik hoe het systeem en het kind meer kan ontspannen en relaxter kan worden. Daar gebruik ik elementen uit de basiscommunicatie voor, en bijna altijd ook Sherborne Samenspel.”

Naast opnames thuis wordt VIB-G ook vaak ingezet op school. Is het maken van opnames op school altijd een onderdeel van de sessies thuis?

“Vaak wel. Ik probeer daar wel op aan te sturen. Tijdens een VIB-traject kom ik dan ook een keer op school filmen. School is immers een essentieel onderdeel van het leven van een kind. Het gedrag kan erg verschillen van thuis. Het doel is dat de omgeving snapt waarom een kind doet zoals het doet.”

Zie je vaak dat de omgeving een kind niet begrijpt?

“Ik hoor soms wel van ouders: ‘jij vertelt hetzelfde als wij maar het is echt anders als iemand van buitenaf uitleg geeft.’ Het is voor een leerkracht belangrijk dat ze snappen waarom een kind zich bijvoorbeeld moeilijk kan concentreren, wat daaraan ten grondslag ligt. Dat het anders is dan bij veel andere kinderen in de klas.”

Wat is er zo anders?

“De belangrijkste boodschap is dat als je in Nederland en bij je ouders geboren wordt, je over het algemeen begint in een kleine wereld. In de meeste gevallen leer je als baby in een veilige omgeving te ontspannen, je wordt gekoesterd. Als je stress hebt, zorgen je ouders dat deze weer afneemt. Dit ontspannen kan je niet zelf leren, je hebt in eerste instantie een ander nodig om je te reguleren, om je stressthermostaat te leren afstellen. Je begint dus klein en dan wordt de wereld steeds groter. Een kind gaat bijvoorbeeld naar opa en oma, naar de peuterspeelzaal en uiteindelijk naar school. En school gaat uit van min of meer veilig gehechte kinderen.” 

“Bij adoptiekinderen is het vaak net andersom. Die zijn in veel gevallen begonnen in een grote wereld en zijn in een tehuis of pleeggezin opgegroeid. Ook hebben ze vaak veel overgangen gehad of is er sprake geweest van een heel onrustige zwangerschap; dat er in de buik al veel stress is geweest. Vervolgens komen ze in het adoptiegezin, waar ze beetje bij beetje leren (door de ander dus) hun stress te reguleren. Echter, school kan weer aan een tehuis doen denken. Ook hier zijn weer veel verschillende kinderen en verzorgers. Dan kan het zijn dat een kind thuis zich al wat beter heeft leren ontspannen maar dat school het alarmsysteem weer op scherp zet omdat het als een trigger werkt.”

Is het huidige schoolsysteem wel geschikt voor deze kinderen?

“Het onderwijs is gericht op zelfstandigheid: om het eerst zelf te proberen. En dat is ook logisch. Als je veel koestering hebt gehad, mag school een beroep doen op je zelfstandigheid. Het lastige is dat adoptiekinderen soms erg zelfstandig lijken maar het eigenlijk heel moeilijk zonder hulp van de leerkracht redden. Vaak kunnen ze zich moeilijk concentreren, hebben weinig focus, houden constant alles in de gaten en zijn zeer alert. Dus als de deur opengaat meteen afgeleid zijn, als iemand een potlood laat vallen, er naar toe rennen om het op te rapen. Wat leerkrachten zien is een kind dat chaotisch is en moeite heeft met overgangen. Als ik het in uitersten moet uitleggen: ofwel zijn deze kinderen vrij onzichtbaar en vermijdend of heel aanwezig en onrustig.  Regelmatig krijgen wij de vraag of het kind ADHD of autisme heeft omdat het gedrag daarop kan lijken.”

Hoe gaat een schoolconsult in zijn werk?

“Ik film 1 uur. Voordat ik ga filmen bespreek ik met de leerkracht wat ik graag wil zien. Bijvoorbeeld hoe een kind de instructie oppakt en vervolgens aan de slag gaat met een taak. Ook kijk ik naar het contact met medeleerlingen door een stukje vrij spelen of buitenspelen te filmen. Ik let op het contact met de leerkracht. Vraagt een kind hulp? Maakt de leerkracht regelmatig contact? Ook kijk ik altijd naar de houding van een kind. Veel kinderen wiebelen, kijken veel om zich heen of vertrekken juist in hun hoofd. Ze lijken te dissociëren.” 

“Daarna analyseer ik de opnames en haal ik er fragmenten uit die ik wil laten zien. Ik laat o.a. de krachtige momenten zien, om inzichtelijk te maken welk gedrag van de leerkracht positief werkt. Een fragment dat vaak terugkomt is dat een kind aan de slag gaat met een opdracht maar vervolgens afhaakt omdat het is afgeleid. Het is heel mooi als ik dan met de beelden kan laten zien, dat het weer verder gaat nadat de leerkracht hem weer op weg heeft geholpen.”

Wat komt er aan de orde als je de beelden gaat bespreken?

“De nabespreking duurt 1,5 uur en vindt plaats met de ouders, leerkracht en intern begeleider. Ik vraag ouders of ze willen vertellen wat het kind heeft meegemaakt voordat het bij hen kwam. Het is logisch dat een leerkracht daar niet altijd bij stilstaat, maar het helpt enorm om te snappen wat het kind heeft moeten doorstaan. Het raakt en emotioneert soms ook. Daarna geef ik psycho-educatie over gehechtheid en trauma, en bespreken we hoe dat van invloed is op dit specifieke kind. Het artikel ‘Veiligheid is een voorwaarden om te leren’ hebben ze al gelezen. Dat stuur ik voorafgaand aan het schoolconsult naar de school en de ouders. Er staat o.a. een rijtje in van gedragingen van adoptiekinderen op school. Meestal is mijn vraag dan: ‘wat herken je niet uit deze opsomming?’ Heel vaak zeggen ouders en leerkrachten unaniem: ‘dit is precies ….’  En dat maakt het ook zo inzichtelijk: het gebrek aan concentratie en focus, de onrust in het lijf; dat is dus wat trauma doet.”

“Daarna gaan we een selectie van de beelden bekijken, en probeer ik ouders en leerkrachten te activeren met de vraag ‘wat zien jullie?’ en ‘wat heeft het kind nodig?’. Meestal komt dit op hetzelfde neer: een kind komt niet tot leren als de stress oploopt. En hoewel het niet altijd zichtbaar is, moet je er als leerkracht vanuit gaan dat adoptiekinderen een ontregelde stressthermostaat hebben. Tijdens de nabespreking wordt er een plan gemaakt. Als er vragen zijn, nemen leerkrachten of de IB-er tussentijds contact met me op. Ik stuur een evaluatie naar school. Na 6 weken is er een evaluatie met de ouders.”

Wat maakt dit werk bijzonder?

“Een schoolconsult helpt een kind echt. Althans, dat hoor ik van ouders en leerkrachten. En ik ben er om het kind te helpen. Ze hebben al zoveel meegemaakt en mijn doel is zichtbaar te maken welk effect dat heeft. En wat ik heel leuk vind is dat op een gegeven moment het kwartje bij de leerkrachten valt. ‘Oh, ik moet eigenlijk het tegenovergestelde doen van wat ik normaal doe.’ Dit speelt overigens niet alleen bij adoptiekinderen. Er zijn vaak meer kinderen in de klas die deze informatie nodig hebben.” 

Heb je tips voor leerkrachten? Wat is belangrijk?

“Het belangrijkste is dat je je realiseert dat deze kinderen je meer nodig hebben dan het gemiddelde kind omdat ze veel gemist hebben. De valkuil kan zijn dat kinderen het tegenovergestelde uitstralen. Als je daar doorheen kan kijken en snapt dat veel adoptiekinderen te vroeg zelfstandig moesten zijn, kan je niet genoeg investeren in samendoen. Een voorbeeld is om de zoveel minuten even meekijken als een kind zelfstandig een taak moet uitvoeren. Je moet een kind figuurlijk en soms letterlijk aan de hand meenemen en uitleggen wat je gaat doen. Voorspelbaarheid is belangrijk.”

“Als een kind zelf mag uitzoeken wat ze gaat doen, zie je dat adoptiekinderen vaak hetzelfde uitkiezen. Dat kennen ze immers. Veel adoptiekinderen hebben faalangst. Leren is namelijk fouten maken. Als je een goed zelfbeeld hebt, kan je dat aan maar als het daaraan ontbreekt en je ervaart veel stress, is het best lastig om nieuwe dingen te leren. Ook dan is het de taak van de leerkracht om het kind aan de hand te nemen en samen een keer wat anders doen. Het is belangrijk dat een leerkracht dit snapt.” 

“Ik kijk ook naar het contact dat kinderen hebben met medeleerlingen. Daar kunnen leerkrachten ook iets in betekenen zoals een beetje sturen en sommige kinderen bij elkaar zetten. Als een leerkracht een kind helpt met onderlinge contacten, zie je ook vaak dat dit invloed heeft op de medeleerlingen.  Dat gaat dan ook beter.”

“Gedragingen kunnen verschillend zijn, van adoptiekinderen die heel clownesk zijn tot adoptiekinderen die heel stil zijn en waarvan een leerkracht kan zeggen: ‘daar kan je er wel twintig van in de klas hebben.’ Eigenlijk hebben ze allemaal hetzelfde nodig: een leerkracht die achter het gedrag kan kijken en ze werkelijk ziet.”