Een man omhelst een vrouw

Het artikel is gebaseerd op interviews met 23 donorkinderen (12-19 jaar) die opgegroeid zijn in een gezin met een alleenstaande moeder of met lesbische ouders. De donorkinderen bleken vooral gemotiveerd te zijn om verwanten te ontmoeten, omdat ze nieuwsgierig waren naar hun genetische oorsprong en de wens hadden om een grotere familie te krijgen.

Samenvatting

Het artikel is gebaseerd op interviews met 23 donorkinderen (12-19 jaar) die opgegroeid zijn in een gezin met een alleenstaande moeder of met lesbische ouders. De donorkinderen bleken vooral gemotiveerd zijn om verwanten te ontmoeten omdat ze nieuwsgierig waren naar hun genetische oorsprong en de wens hadden om een grotere familie te krijgen.

Leeftijdsgrens opheffen?

Er zijn verschillende mogelijkheden voor donorkinderen om in contact te komen met onderling verwanten door bijvoorbeeld gebruik te maken van internationale online registers voor donorkinderen. Dit betekent dat ook jonge kinderen in contact kunnen komen met verwanten, terwijl er in veel landen een wettelijke leeftijdsgrens is gesteld aan het via officiële kanalen kenbaar maken van afstammingsgegevens. De studie benadrukt het belang van het contact tussen donorkinderen die onderling verwant zijn voor de identiteitsvorming tijdens de adolescentie. Het is vooral in deze periode dat er een druk is om je te onderscheiden van anderen. De donorkinderen zijn op zoek naar overeenkomsten en verschillen om beter grip te krijgen op hun genetische achtergrond. Ze beschreven het contact met de andere donorkinderen als een normale of juist een unieke ervaring die hen het gevoel gaf speciaal te zijn en die werd meegenomen in hun identiteitsvorming. De onderzoekers vinden dat er kritisch naar de leeftijdsgrens moet worden gekeken, omdat donorkinderen er baat bij zouden kunnen hebben om voor hun 18de contact te hebben met onderling verwanten.

Verwachtingen ontmoetingen bijstellen

De onderzoekers waarschuwen er voor dat de verwachtingen van de donorkinderen vaak te rooskleurig zijn. In de westerse sociaal-culturele context is het normaal om close te zijn met broers en zussen. In de praktijk blijkt de relatie met de andere donorkinderen als meer divers en complex te worden ervaren, waardoor gevoelens van ongemakkelijkheid of afstandelijkheid kunnen opspelen.