Francisca (38) hoorde pas op haar 29e dat ze van een donor is. Had ik het maar eerder geweten. Dan had ik er nog een gesprek met mijn vader over kunnen hebben. Dan had ik hem kunnen vertellen dat het voor mij niks verandert. Hij is en blijft mijn vader. Ik heb nu nog meer respect voor hem gekregen dan ik al had. Het is namelijk niet niks te leven met zo’n groot geheim.
Haar jeugd omschrijft Francisca als fijn. Ik woonde samen met mijn ouders en oudere zus. We hadden een hechte familie. Met name met de kant van mijn vader, zij woonden een eindje verderop in de straat. Het valt haar wel op dat haar ouders en zus erg verschillen van haar. Ze vraagt zelfs een keer of ze geadopteerd is. Er werd gegrapt dat ik van de melkboer was, maar verder hadden we het er niet over. Francisca gaat studeren en op kamers wonen. Ze vindt een leuke stage waar ze naderhand blijft werken. Op haar 29e gebeurt er echter iets ingrijpends.
Mijn vader overleed na een kort ziekbed op 64-jarige leeftijd. Tijdens zijn ziekte ging ik altijd met mijn ouders mee naar afspraken met de arts. Op één afspraak na. Die ging over erfelijkheid. Daar wilden ze liever met z’n tweetjes naartoe. Francisca wil zich niet opdringen, maar tegelijkertijd houdt het onderwerp haar bezig. Enkele maanden na het overlijden van haar vader, ze was net zwanger van haar eerste kind, krijgt ze een berichtje van haar moeder. Of ik die avond naar mijn tante kon komen, het was dringend. Zij is de zus van mijn vader en een beetje de matriarch van de familie. Ik was op mijn werk en had ’s avonds plannen. Eigenlijk was ik een beetje geïrriteerd door dat berichtje. Dus ik belde mijn moeder op om te vragen wat er aan de hand was. Ze deed heel wazig en zei ‘kom nou maar gewoon’. Francisca peinst over wat er kan zijn. Dan belt ze haar moeder nog een keer, maar haar tante neemt op. Ik vroeg haar of mijn moeder soms ernstig ziek was en ook dood ging. Nee, dat was het niet. Ik moest gewoon langskomen.
Hadden ze schulden, waren er buitenechtelijke kinderen? Francisca laat verschillende opties door haar gedachten gaan. Maar toen ik aan het idee van een spermadonor dacht, viel ineens alles op z’n plek. De afspraak bij de arts over erfelijkheid, het verschil tussen mij en mijn ouders. En ik kon me herinneren dat ooit iemand had gezegd dat mijn vader een tijdje geen kinderen ‘mocht’ krijgen, omdat hij vroeger ernstig ziek was geweest en hiervoor behandeld was.
Daarom had het zo lang geduurd voordat ze ons kregen. Ze belt haar zus en vertelt over haar vermoeden. Samen komen ze bij hun tante aan. Mijn moeder stond in de keuken met haar rug naar ons, mijn tante zat op het puntje van de stoel. Ze ziet haar moeder naar woorden zoeken, maar Francisca wacht niet af en benoemd haar vermoeden. 'Wij zijn van een donor'. Mijn tante sprong op vanaf haar stoel en mijn moeder zei: zie je wel, Francisca is niet gek. Het was de vreemdste dag in mijn leven.
Francisca: Telkens als er donorkinderen op tv waren, checkte ik of ik op ze leek.
Achteraf blijkt dat haar moeder maandenlang heeft geworsteld met de vraag of ze het ons wel of niet zou vertellen, maar op een gegeven moment is ze geknapt. Toen heeft ze het aan een kennis verteld en hebben ze mijn tante gevraagd te komen. Ze vonden dat mijn zus en ik het moesten weten en mijn tante heeft toen alles in werking gezet. Het verdrietigste vind ik het voor mijn vader. Hij heeft al die tijd een zwaar geheim moeten dragen. Had ik het maar eerder geweten, dan had ik hem kunnen zeggen dat het nieuws over de donor voor mij niets verandert. Hij blijft mijn vader. Ik heb ontzettend veel respect voor hem. Hij was een hele goede vader. Dus ik zou echt tegen ouders willen zeggen: vertel het als je kinderen van een donor zijn. Wees eerlijk, het levert je waarschijnlijk zo’n mooi gesprek op. Ook mijn moeder gun ik het dat ze open had kunnen zijn.
Door de jaren heen blijft het een beladen onderwerp. Er werd amper over gesproken. Sterker nog: mijn oma van mijn moeders kant heeft het nooit geweten. Misschien vanuit de gedachte om haar te ontzien of uit angst voor onbegrip en het oordeel van anderen. Francisca parkeert het onderwerp, maar het blijft jarenlang sudderen.
Ze wordt voor de tweede keer moeder, is druk met haar werk. In de media verschijnen berichten over Jan Karbaat. De Nederlandse fertiliteitsarts die gespecialiseerd was in kunstmatige inseminatie en regelmatig - tegen de regels in - zijn eigen sperma gebruikte. Telkens als er donorkinderen op tv waren, checkte ik of ik op ze leek. Dat is niet het geval, maar Francisca herkent wel het verhaal. Doordat ik inmiddels zelf moeder was en overeenkomsten zag tussen mijn kinderen en mij en mijn man, werd mijn wens om te weten waar ik genetisch vandaan kwam versterkt. Francisca schrijft zich in bij de internationale databank MyHeritage. Er wordt een match gevonden met een halfbroer. Ik schrok me rot en heb hem een vrijblijvend mailtje gestuurd. Daar heb ik verder niets op gehoord, maar ik wist: ze zijn er!
In het najaar van 2019 schrijft Francisca zich ook in bij de Fiom KID-DNA Databank. Zes weken later heeft ze een gemiste oproep van een onbekend nummer als ze terugkomt van hardlopen. Ik weet het nog precies. Het was woensdag en de kinderen waren in school. Het is een medewerker van Fiom: er is een match met de donor en twee donorzussen. Zelf noem ik ze halfjes. Ik heb één oudere zus binnen het gezin, dat vind ik echt wat anders. Toen ik het nieuws hoorde was ik in shock. Ik was benieuwd, maar dacht ook: shit, waar ben ik aan begonnen? Wat als het niet klikt? Ik was blij en zenuwachtig tegelijk.
Francisca: Het was prettig om gelijkenissen te zien en je deelt hetzelfde verhaal. Je hebt een genetische verbinding.
Alle vier staan ze open voor een ontmoeting. In onderling overleg met ons vieren en Fiom hebben we besloten om de ontmoeting zelf zonder te begeleiding te organiseren. Bij eventuele vragen in de toekomst blijft de medewerker van Fiom beschikbaar. Dus ik heb zelf mijn donor gebeld. Eerst heb je een naam, dan een stem en vervolgens een verhaal. Na het eerste telefoongesprek volgt een afspraak. Natuurlijk herken je wel zaken in de ander – hetzelfde voorhoofd, dezelfde handen – maar het was niet zo dat ineens alles op z’n plek viel. We zijn allebei gemakkelijke praters, dus het gesprek liep wel. Bij thuiskomst heeft Francisca een vol hoofd, maar na een nachtje slapen voelt ze rust. Het was goed, ik hoefde me niet meer af te vragen wie mijn donor was. Na afloop van onze ontmoeting liet hij het vervolg bij mij. Ik was altijd welkom, het enige waar hij niet op zat te wachten was een bezoek van mijn hele familie. Dat begrijp ik, dat hoeft voor mij ook niet. Ik ben nog wel een keertje op bezoek geweest. We hebben samen gegeten en het was heel gezellig. Het was prettig om gelijkenissen te zien en je deelt hetzelfde verhaal. Je hebt een genetische verbinding. Het is bijna onmogelijk om elkaar niet te mogen. Mijn angst – dat het niet zou klikken – was dus ongegrond. Er wordt soms afgesproken en tussendoor geappt. Ik ben niet op zoek naar familie, die heb ik al. Maar het voegt wel iets toe, ik voel me een rijk mens.
Francisca’s donor was anoniem. Sinds 2004 is het echter niet meer mogelijk om anoniem te doneren. Dat vind ik heel goed. Het recht om te weten van wie je afstamt is heel belangrijk. De opgeheven anonimiteit is voor sommige donoren een drempel om te doneren en dat is jammer. Donoren hoeven niet bang zijn dat donorkinderen ze gaan claimen. Als je een sterke kinderwens hebt, kan ik me voorstellen dat een donor een uitkomst is. Maar vertel het je kinderen. Het levert echt iets moois op.