In 2023 werden 39.332 zwangerschapsafbrekingen uitgevoerd. Dit zijn 3.726 zwangerschapsafbrekingen meer dan in 2022. Veruit het grootste deel van de zwangerschapsafbrekingen (87%) vindt plaats in het eerste trimester (t/m 12 weken zwangerschap). Iets meer dan de helft van de behandelde vrouwen had nog geen kinderen.

De belangrijkste cijfers van 2023 op een rij

Cijfers en feiten 2023.PNG

*de andere 8,5% zijn buitenlandse vrouwen die naar Nederland komen voor een abortus

De belangrijkste bron voor abortuscijfers is de jaarlijkse rapportage over abortuszorg van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De (geanonimiseerde) cijfers worden door de klinieken en ziekenhuizen aangeleverd. Zij zijn hiertoe verplicht vanuit de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ). De meest actuele jaarrapportage is uitgegeven in november 2024 en bevat de cijfers over het jaar 2023. Hieronder wordt een aantal conclusies uit dit jaarrapport weergegeven.

Trends

Aantal zwangerschapsafbrekingen stijgt

Het totale aantal zwangerschapsafbrekingen (inclusief overtijdbehandelingen) lag sinds het jaar 2000 rond de 33.000 per jaar. Vanaf 2008 daalde het aantal zwangerschapsafbrekingen op jaarbasis tot circa 30.000 in 2016. De laatste jaren zien we jaarlijkse stijgingen. In 2023 is het aantal zwangerschapsafbrekingen gestegen.

Aantal zwangerschapsafbrekingen 2023.png

Diverse factoren kunnen een rol spelen

De vraag rijst wat de verklaring is voor deze toename. De keuze voor een abortus is vaak niet eenvoudig en wordt beïnvloed door diverse factoren. Daarom kan de landelijke stijging niet worden toegeschreven aan één specifieke oorzaak. Misschien dat er wel maatschappelijke factoren zijn die bijdragen aan de stijging, zoals zorgen over huisvesting, financiën, de oorlog in Oekraïne en een groeiende groep vrouwen die natuurlijke anticonceptiemethoden gebruikt. 
Uit de cijfers blijkt niet dat de toename te wijten is aan de afschaffing van de verplichte beraadtermijn van vijf dagen voor abortus, die per 1 januari 2023 is geschrapt uit de Wet afbreking Zwangerschap. Wat we wel zien, is dat de bedenktijd in 2023 is afgenomen. Zo heeft 77,5% van de vrouwen die voor de behandeling komen geen extra wachttijd meer nodig. In 2022 hadden de meeste vrouwen nog 6, 7 of 10 dagen bedenktijd voordat zij de behandeling ondergingen. 

Stijging afbreking tienerzwangerschappen 

Sinds 2002 daalt het aantal afbrekingen bij tienerzwangerschappen (vrouwen tot 20 jaar). We zien dat de daling van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners vanaf 2019 stagneerde. In 2023 is, net als bij andere leeftijdsgroepen, een stijging te zien. 2.890 abortussen vonden in 2023 plaats bij vrouwen tot 20 jaar. Dat is 7,35% van alle afbrekingen. 

Onder vrouwen tot 15 jaar vond een stijging van het aantal zwangerschapsafbrekingen plaats van 81 in 2022 naar 107 in 2023.

Abortuscijfer en abortusratio gestegen

Het abortuscijfer is – volgens de internationale definitie - het aantal zwangerschapsafbrekingen per 1.000 vrouwen van 15 tot en met 44 jaar. Het abortuscijfer verbindt het aantal abortussen aan het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd. De behandelingen van (Nederlandse) vrouwen die in het buitenland wonen, zijn hierin niet meegerekend. Het abortuscijfer is sinds 2002 redelijk stabiel rond de 8,6. Na een aantal jaren lichte stijging, met uitzondering van 2021, zien we in 2023 een flinke stijging van het abortuscijfer naar 10,8.

De meeste zwangerschapsafbrekingen waren bij vrouwen die in Noord- of Zuid-Holland woonden. Dit is deels te verklaren door het verschil in inwoneraantal per provincie. Wanneer we naar de abortuscijfers per provincie kijken zijn deze in Flevoland (16) en Noord-Holland (13,9) het hoogst. In Drenthe (6,4) en Friesland (7,5) is dit cijfer het laagst.

De abortusratio geeft de verhouding aan tussen het aantal zwangerschapsafbrekingen en het aantal levend geboren kinderen in dat jaar. In 2023 was dit 219, 26 punten hoger dan in 2022. Dit komt doordat er meer zwangerschapsafbrekingen waren en een daling van levendgeborenen. In 2023 werden 163.881 kinderen levend geboren, 3.623 minder dan in 2022.  

Abortuscijfers in Europees perspectief

In andere Europese landen is een vergelijkbare stijging te zien in het aantal abortussen, variërend van 2,9% tot 10%. Cijfers uit enkele andere Europese landen:

Cijfers in Europees perspectief 2023.PNG

In de meeste genoemde landen is (nog) geen verklaring voor de toename bekend. Spanje geeft als redenen voor de stijging de toegenomen beschikbaarheid van abortus in het land en veranderende sociale en economische omstandigheden.

Aantal abortusbehandelingen bij buitenlandse vrouwen is gelijk gebleven

Het percentage vrouwen dat uit het buitenland naar Nederland komt voor een abortusbehandeling schommelde tot 2016 rond de 13 procent van alle afbrekingen. Sindsdien was er een daling zichtbaar. In 2023 is 8,3 % van de behandelingen uitgevoerd bij vrouwen woonachtig in het buitenland. Dat percentage is vergelijkbaar met 2022, omdat het absolute aantal buitenlandse vrouwen mee stijgt met de toename onder Nederlandse vrouwen. Onder buitenlandse vrouwen is de stijging vooral te zien bij Poolse en Duitse vrouwen, en in de categorie ‘overige landen’. Daarbij kan gedacht worden aan Spanje en Luxemburg. Abortussen op de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba worden ook onder overig gerekend.

Meeste zwangerschapsafbrekingen in de leeftijdscategorie 30-35

Voor 2015 vonden de meeste zwangerschapsafbrekingen plaatst bij vrouwen tussen de 20 en 25 jaar. In de jaren erna verschoof dit naar oudere leeftijdscategorieën. Vanaf 2021 waren de meeste abortussen bij vrouwen tussen de 30 en 35 jaar, gevolgd door 25-30 jarigen. 46,9% van de afbrekingen vond bij deze twee leeftijdsgroepen plaats.

Aantal abortussen per leeftijdscategorie 2015-2023 in procenten.png

Meeste abortussen in eerste 8 weken van de zwangerschap

Het grootste deel van de zwangerschapsafbrekingen vond plaats in de eerste 8 weken van de zwangerschap (77,1%). Bij 35% betrof het een overtijdbehandeling (abortuspil of vacuümaspiratie/curettage) in een abortuskliniek/ziekenhuis tot 16 dagen ‘overtijd’. Het percentage zwangerschapsafbrekingen in het tweede trimester is over de jaren heen licht gedaald, en in 2023 12,75%. 

1 op de 3 abortussen is een overtijdbehandeling

Een overtijdbehandeling is een zwangerschapsafbreking in de periode tot 16 dagen ‘overtijd’, die zowel medicamenteus (‘abortuspil’) als instrumenteel (vacuümaspiratie/curettage) kan worden uitgevoerd.

De overtijdbehandeling verschilt van de overige zwangerschapsafbrekingen door de zwangerschapsduur en door wettelijke bepalingen: bij een overtijdbehandeling geldt de wettelijke registratieverplichting voor zwangerschapsafbrekingen niet. De meeste abortusklinieken melden de overtijdbehandelingen vrijwillig aan de inspectie.

Het aandeel overtijdbehandelingen neemt sinds 1990 toe. Dit wijst erop dat vrouwen hun (ongewenste) zwangerschap in een eerder stadium ontdekken. In 2017 en 2018 was er even een daling te zien. Vanaf 2019 zagen we weer een stijging van circa 3,5% per jaar. In 2022 is er een daling van 0,5%.

Helft zwangerschapsafbrekingen bij vrouwen zonder kinderen

Jarenlang lieten de cijfers zien dat meer dan de helft van de behandelde vrouwen al één of meer kinderen heeft. In 2022 was dit bij 49% het geval. In 2023 gaat het om 51,5%, waarmee de meerderheid van de vrouwen die voor abortus koos geen kinderen heeft.

Eén derde onderging al eerder een zwangerschapsafbreking

Bij 67,3% van de behandelde vrouwen was het de eerste zwangerschapsafbreking. Eén op de vijf vrouwen (22%) had eerder één zwangerschapsafbreking ondergaan. De overige 10% hebben twee of meer zwangerschapsafbrekingen ondergaan.

Percentage zwangerschapsafbrekingen in tweede trimester stabiel

Voor het verrichten van tweede trimesterabortussen (zwangerschapsafbreking boven 12 weken) is een aparte vergunning vereist. De WAZ en het Besluit afbreking zwangerschap (Bafz) stellen daarvoor aanvullende eisen. Ook de opleiding van abortusartsen maakt een onderscheid tussen de trimesters. ). In 2023 vond 12,75% van de zwangerschapsafbrekingen plaats in het tweede trimester (5016). Dat percentage is de afgelopen jaren stabiel. In verhouding tot abortusklinieken is een groot deel van de zwangerschapsafbrekingen in het ziekenhuis een tweede trimesterbehandeling. 

Afbrekingen gecategoriseerd naar weken.png

Overgrote deel van behandelingen in abortusklinieken

Het overgrote deel van de zwangerschapsafbrekingen vindt plaats in abortusklinieken. Het aandeel van ziekenhuizen in de zwangerschapsafbrekingen schommelt de laatste jaren rond de 10%. In 2023 lag dit percentage nog iets lager op 7,4% (2.895).

Percentage zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek schommelt

Van de zwangerschapsafbrekingen had in 2021 6,9% een relatie met de resultaten van prenatale diagnostiek. In 2022 was dit 4,5%. In 2023 betreft het in 4,6% van de gevallen een afbreking op basis van de resultaten van prenatale diagnostiek. Hierbij wordt uitgegaan van het feit dat er geen prenatale diagnostiek kan plaatsvinden voorafgaand aan een overtijdbehandeling.

Grootste groep vrouwen meldt zich eerst bij de huisarts

14,8% van de vrouwen meldt zich eerst bij de huisarts voordat zij naar de abortuskliniek gaat. Dit percentage neemt de afgelopen jaren af. In 2019 was dit nog 55,7% van de vrouwen. 8 op de 10 vrouwen (79,5%) gaat rechtstreeks naar de abortuskliniek. Sinds 2018 is een flinke stijging te zien van het percentage vrouwen dat direct naar een kliniek gaat voor een overtijdbehandeling. In 2018 was dit nog 41%, in 2022 betreft het 58%.

Vrouwen die in ziekenhuizen behandeld worden zijn relatief vaak verwezen door een ‘andere verwijzer’ (26,5% in ziekenhuizen versus 0,5% in abortusklinieken). Deze ‘andere verwijzers’ zijn met name de verloskundige, echocentrum, klinisch geneticus, cardioloog of internist, wat duidt op een medische indicatie voor de verwijzing naar het ziekenhuis.  

1 op de 2 vrouwen direct behandeld bij overtijdbehandeling

Een zwangerschap mocht tot 1 januari 2023 volgens een bepaling in de WAZ niet eerder worden afgebroken “dan op de zesde dag nadat de vrouw haar voornemen heeft besproken met een arts”*. Bij een overtijdbehandeling gold de verplichte bedenktijd niet. Toch werd in 2022 bij bijna 30% van de overtijdbehandelingen een beraadtermijn van een week of langer gehanteerd. Het is onbekend of deze beraadtermijn op verzoek van de vrouw is om tot een weloverwogen besluit te komen of dat dit praktische redenen heeft. Denk aaneen wachttijd in de kliniek of beschikbaarheid van de vrouw zelf. Ruim 50% liet zich meteen op de dag van de eerste afspraak behandelen.

* deze bepaling is per 1 januari 2023 komen te vervallen

Ruim helft van de overtijdbehandelingen medicamenteus 

In de behandeling bij zowel abortusklinieken als ziekenhuizen wordt in 36,9% van de gevallen gekozen voor het gebruik van medicijnen; een behandeling met de abortuspil. Dit is een stijging in de afgelopen jaren. Zo werd in 2018 in 26% van de gevallen voor een medicamenteuze behandeling gekozen. Bij overtijdbehandelingen ligt dit percentage hoger; daar wordt in ruim de helft (59%) van de gevallen voor de abortuspil gekozen. Dit is te verklaren doordat de abortuspil mogelijk is tot 9 weken zwangerschapsduur.

Nacontrole na behandeling in abortuskliniek vooral door verwijzer

Na de abortusbehandeling wordt met de vrouw een afspraak gemaakt voor een medische nacontrole. Van de vrouwen die in 2023 werden behandeld in een abortuskliniek had 48,9% een afspraak voor nacontrole in de kliniek, terwijl 23,8% hiervoor terugging naar de verwijzer (vaak de huisarts). Deze cijfers zijn in lijn met de jaren ervoor, behalve dat er een verschuiving te zien van een nacontrole bij de verwijzer naar geen nacontrole. Dit is mogelijk te verklaren door een toenemend aantal medicamenteuze abortusbehandelingen, waarbij de vrouw vaker geen nacontrole wenst of dit niet nodig is.

Preventie: voor anticonceptie meest verwezen naar huisarts

Een belangrijk onderdeel van de nazorg na abortus is het gesprek over anticonceptie. Na de abortusbehandeling kreeg 45,7% van de vrouwen een anticonceptievoorschrift van de kliniek of werd anticonceptie direct geplaatst. 46% kreeg hiervoor een verwijzing naar de huisarts. In 6,8% van de gevallen wenst de vrouw geen anticonceptie .