Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam aan de Hoge Raad (de hoogste rechtsinstantie in Nederland) vragen gesteld. De antwoorden zijn nodig om te beslissen op een verzoek om inzage in een jeugdzorgdossier. Het verzoek is van een persoon die als kind onder toezicht is gesteld en bij een pleeggezin uit huis is geplaatst. Zijn ouders zijn ontzet uit de ouderlijke macht over hem en zijn vier broers en zussen. Verzoeker wil graag alle dossiers thuis gestuurd hebben, omdat hij nog elke dag vecht tegen zijn verleden. Hij wil het verleden door het lezen van alle dossiers een plek geven. Op 10 juli 2024 heeft de Procureur-Generaal de Hoge Raad geadviseerd hoe de vragen te beantwoorden. De Hoge Raad zal het advies van de Procureur-Generaal meenemen bij het beantwoorden van de door de rechtbank gestelde vragen. De verwachting is dat de Hoge Raad binnen enkele maanden uitspraak zal doen. Dit artikel geeft een beknopte samenvatting van het advies van de Procureur-Generaal.
Mag er inzage worden verleend? En zo ja, hoe moet dan met de privacy van in het dossier genoemde derden worden omgegaan? Dat zijn enkele vragen die de rechtbank aan de Hoge Raad heeft gesteld en waarover de Procureur-Generaal adviseert.
Volgens de Procureur-Generaal heeft de verzoeker op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in beginsel recht op de informatie in de procesdossiers. In de dossiers zijn namelijk zijn persoonsgegevens verwerkt en de AVG bevat een algemeen recht tot inzage in de eigen persoonsgegevens. Uit artikel 8 EVRM volgt dat dit recht op informatie in de persoonsgegevens over de eigen kindertijd heel zwaar weegt. Een mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van derden kan bij een dergelijk verzoek slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot het ontzeggen van inzage. Ook in de sociaalpsychologische literatuur is er veel aandacht voor het belang van informatie over de eigen kindertijd.
Verder adviseert de Procureur-Generaal dat de rechtbank voor elk procesdossier zal moeten beoordelen of er concrete belangen van derden zijn (bijvoorbeeld ouders of andere familieleden) die worden geraakt bij het verstrekken van informatie aan betrokkene. De derden zullen moeten worden geïnformeerd over het verzoek van betrokkene en in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening daarover te geven. De rechtbank zal dan moeten beoordelen of de belangen van die derden zo zwaar wegen, dat zij rechtvaardigen dat bepaalde stukken deels geanonimiseerd of onleesbaar worden gemaakt, of helemaal uit het dossier moeten worden verwijderd. Het helemaal ontzeggen van informatie uit het procesdossier aan betrokkene is echter niet toegestaan, omdat het fundamentele grondrecht van artikel 8 EVRM van betrokkene niet in de kern mag worden aangetast. Gestreefd moet worden naar het zo volledig mogelijk verstrekken van alle informatie die zich in het dossier bevindt, waar het gaat om de eigen persoonsgegevens van betrokkene. Als er in een procesdossier stukken zitten die in het geheel geen betrekking hebben op betrokkene, is geen sprake van eigen persoonsgegevens en is er in beginsel geen recht op inzage in dat specifieke stuk.
Tot slot adviseert de Procureur-Generaal, gelet op de sociaalpsychologische wetenschappelijke literatuur over het inzien van kinderbeschermingsdossiers, dat het aanbeveling verdient dat iemand die verzoekt om informatie over de eigen kindertijd ondersteuning door een vertrouwenspersoon wordt aangeboden bij het kennisnemen van het dossier. De informatie kan namelijk een grote impact hebben op een betrokkene, en heeft soms ook (juridische) toelichting nodig. Ook zal de rechtbank moeten toezien op een zorgvuldige samenstelling van het dossier, in die zin dat er geen persoonlijke aantekeningen in zitten en dat het behoorlijk geordend is.
Lees de gehele conclusie