27/03/2018
Mirjam van den Berg-Paling is behandelaar orthopedagoog en OKI-B-behandelaar in de baby- en peuterpoli bij Yulius en heeft daarnaast een eigen praktijk. Ze werkt regelmatig met pleeg- en adoptiegezinnen en gebruikt daarbij vaak een combinatie van verschillende lichaamsgerichte methoden. Haar expertise ligt op het gebied van hechting, trauma en autisme en ze werkt vooral met jonge kinderen. We vroegen haar hoe ze te werk gaat, wanneer en op grond waarvan ze welke methode inzet.
Mirjam: “Vaak is het een proces van zoeken, uitproberen, goed kijken en intensief samenwerken met de ouders, waardoor je er uiteindelijk achter komt hoe je hen kunt verder helpen. Sommige kinderen moeten van heel ver komen, maar samen met de ouders lukt het vaak om heel mooie stappen te maken. Daarbij zet ik verschillende methodes in, soms gecombineerd, soms na elkaar.”
Moeizame hechting
Momenteel begeleidt Mirjam een pleeggezin met een jongetje van drie jaar, van wie de pleegouders al vanaf het begin van de plaatsing aanvoelden dat hij (laten we hem voor nu Bart noemen) ‘anders’ was. Tijdens de zwangerschap was er sprake van chronische stress bij de moeder. Het was voor de pleegouders lastig om een band met Bart op te bouwen. Hij wilde niet op schoot, liet zich niet troosten en de gezinsleden waren voor hem totaal inwisselbaar. Hij ontregelde snel en heftig, had enorm boze buien en had grote controlebehoefte. De pleegmoeder had veel geïnvesteerd in het op gang brengen van de hechting door alle zorg zelf te doen, maar het bleef lastig. De pleegvader werd door Bart op afstand gehouden.
Er is tijdens de diagnostische fase een ontwikkelingsanamnese, een niveaubepaling en een ADOS (autismediagnostiek) gedaan. Daarnaast werd OKI-B diagnostisch ingezet: er werd een sessie met het hele gezin gedaan en één met pleegmoeder en Bart. Dat gaf zicht op de gehele gezinsdynamiek, de onderlinge relaties, pedagogische vaardigheden, hechting, en kindfactoren. Ook bood het informatie over de mate waarin de ouder en het kind in staat waren om het lijf, behoeften, emoties en gedrag te reguleren. Op basis van alle testresultaten werd naast een biologische kwetsbaarheid en stress in de baarmoeder ook de diagnose autisme vastgesteld. Samen met pleegouders is er vervolgens een plan gemaakt; met deze kennis, hoe kunnen we dan verder?
Behandelingstraject
Mirjam: “Als eerste ben ik het behandelingstraject begonnen met psycho-educatie voor de pleegouders, zodat ze meer inzicht kregen in de impact van chronische stress tijdens een zwangerschap op het ongeboren kind. Daarna zijn pleegmoeder en ik samen begonnen met de behandeling, met als doel de rol van pleegouders als externe regulator te versterken. Eerst hebben pleegmoeder en ik een hele poos via spel gezocht naar openingen door aan te sluiten, Bart te volgen, te spiegelen en soms zelfs op spiegelneuronen te werken door hem te laten kijken naar een oefening die ik bij pleegmoeder deed. We lokten hem daarbij steeds meer uit zijn tent om ook mee te doen en ons te gaan volgen. OKI-B was een lastige ingang, omdat Bart zo weinig aanraking en nabijheid verdroeg. We waren echter wel op zoek naar mogelijkheden voor het tot rust brengen van zijn reptielenbrein. Om zijn lichaamsbewustzijn te vergroten, sleepten we Bart bijvoorbeeld op een kleed langzaam door de ruimte. De aanraking van de vloer door de stof, was voor hem wel aangenaam. Verschillende oefeningen werden aangeboden en we keken steeds wat Bart aansprak, waar hij van ontspande en hoe dichtbij we mochten komen.
Langzame vorderingen
We maakten vorderingen: terwijl pleegmoeder een boekje met Bart las, mocht ik zijn voeten of rug aanraken. Zo kon ik langzaamaan steeds iets meer reflexintegratie toepassen, waar aanraking voor nodig is. Bellen blazen vond hij ook heel leuk. De lange ademhaling die daarmee werd gestimuleerd bracht ook wat rust. Omdat Bart achterstand had in zijn ontwikkeling op meerdere gebieden, deden we allerlei spelletjes die de ontwikkeling stimuleren en de reflexen ondersteunen (Bodymap). De ouders deden deze oefeningen ook thuis. Bart werd daarnaast ook op een MKD geplaatst waar hij intensief werd begeleid.
Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en is Bart zich veel beter gaan hechten aan de pleegouders. Er is meer gedeeld plezier. Hij is echt op hen gericht, laat zich door pleegmoeder aanraken, geruststellen en troosten en ook pleegvader kan nu zorgende taken op zich nemen, zoals bijvoorbeeld het naar bed brengen. Het is natuurlijk altijd een combinatie van dingen die maakt dat het beter gaat met een kind. Het blijft zoeken naar een werkzame route en het is fijn als je daarbij verschillende methoden in kunt zetten.”
Durven vertragen
Op de vraag wat Mirjam kenmerkend vindt bij adoptiekinderen, antwoordt ze: “Bij adoptiekinderen zie ik dat ze vaak erg op hun hoede in de wereld staan, het lastig vinden om zich over te geven en veel controle willen hebben. Daardoor zie je vaak dat ze in de versnelling gaan. Ze gaan op zoek naar drukte, afleiding of hectiek. De kunst is dan om samen met de ouders te gaan vertragen. Hierdoor ‘zakken’ ze als het ware in de ervaring en van daaruit kunnenze zich gaan ontwikkelen. Het is wel zoeken waar te beginnen. Het duurt even voordat kind en soms ook ouder aan vertragen durven toe te geven. Ik had eens een geadopteerd jongetje in behandeling, heel slim, enorme controlebehoefte, super alert… Hij vond het fantastisch om met een hartslagmeter zelf te kunnen zien wat er met zijn lichaam gebeurde. Dat bleek een mooie ingang.”
Hechtingsrelatie
Als adoptiegezinnen bij Mirjam komen, zijn ze meestal al een heel eind op weg met het opbouwen van de hechtingsrelatie. Zij komen dan bij haar om te werken aan de laag eronder. “Wat veel voorkomt, is dat het op school lastig wordt in groep drie. Ik herinner me een geadopteerd meisje dat op school regelmatig in de ‘freeze’ stand schoot en bij het eten van het pauzehapje juist in de vechtmodus kon schieten als andere kinderen in haar buurt kwamen. Blijkbaar waren sommige geluiden, geuren en ervaringen overweldigend en herinnerde het eetmoment haar aan de schrale tehuissituatie in Sri Lanka, waar ze letterlijk zichzelf moest voeden om te overleven. Haar automatische reactie was dus: ‘Haal het niet in je hoofd om aan mijn eten te komen’. Het is dan zaak om het lijf te laten ervaren hoe het is als het ontspannen is. Door te werken met massageoefeningen die haar ouders thuis ook een paar keer per week met haar deden, kwam er na een paar maanden een omslag.”
Aanraking via de ouder
Bij kinderen bij wie aanraking en massage nog een stap te ver is, lukt het soms om hen via de ouder aan te raken of te bewegen, vertelt Mirjam. “Ik heb eens een adoptiemoeder op de tafel gehad. Haar kind kon via haar gewiegd worden door hem bovenop haar te laten liggen. Zo kon hij op veilige manier leren ontspannen. Ook maak ik in de begeleiding vaak gebruik van een tunneldoek, waar een kind doorheen kruipt richting de ouder. Veel kinderen vinden dat leuk om te doen. De druk van het doek is goed voor het lichaamsbesef. Kinderen hebben zelf nog controle en het naar de ouder toe kruipen doet ook iets in de hechting.”
“Het is mooi om keer op keer te ervaren hoe lichaam, brein en hechting op positieve manier op elkaar inwerken en hoe behandeling met lichaamsgerichte methoden tot meer ontspanning, contact en ontwikkeling kunnen leiden.”