27/06/2019- Tekst: Mr. V. Kidjan - Advocaat

In het Adoptiemagazine van december 2017 schreef Vera Kidjan over de situatie van de Braziliaanse Marcia en haar broer Roberto. Het artikel eindigde, net zoals in een spannende roman, met een cliffhanger. De zaak kreeg een vervolg.

Rechtbank star voor ouders die buiten Nederland wonen.jpg

Samenvattend: het gaat om een Braziliaanse adoptie van Marcia uit 2002 en een Braziliaanse adoptie van Roberto uit 2005. De twee wonen met hun adoptieouders in Brazilië. De adoptiemoeder heeft de Braziliaanse nationaliteit en de adoptievader heeft de Nederlandse nationaliteit. De Wet conflictenrecht adoptie trad in werking op 1 januari 2004. Dit heeft tot gevolg dat de adoptie van Roberto kan worden erkend volgens geschreven regels waardoor hij door de Braziliaanse adoptie Nederlander wordt. Maar Marcia’s adoptie kan niet op grond van geschreven regels worden erkend waardoor zij geen Nederlander is geworden via de Braziliaanse adoptie. Daarom verzoekt Marcia de rechtbank om een Nederlandse adoptie uit te spreken. Hierdoor kan zij wel Nederlander worden.

De rechtbank laat zich echter uitsluitend uit over de erkenning van de Braziliaanse adoptie en ziet het belang niet in van een Nederlandse adoptie. Hierop gaat Marcia in hoger beroep. De zaak wordt op basis van een formele afweging door het hof afgedaan. Het hof verklaart zich onbevoegd omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer om de Nederlandse adoptie uit te spreken. Het feit dat de adoptievader de Nederlandse nationaliteit heeft en het hier uiteindelijk gaat om het Nederlanderschap van Marcia, is onvoldoende. Hierdoor hoeft het hof zich niet verder inhoudelijk uit te laten over de zaak. Vervolgens stapt Marcia naar de Hoge Raad, die de zaak echter verkort afdoet. De aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden en hoeven geen nadere motivering omdat de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wonen en werken in België

Door deze ontwikkelingen wordt momenteel bij adoptieouders die niet in Nederland wonen en in Nederland willen adopteren, zeer kritisch gekeken naar de banden met Nederland voordat de Nederlandse rechter een Nederlandse adoptie wil uitspreken.

Op 11 februari 2019 doet de rechtbank Den Haag bijvoorbeeld uitspraak in een zaak waar de adoptieouders in België wonen. Het gaat om een Nederlandse man die getrouwd is met een Libanese vrouw. Zij heeft een dochter uit een eerder huwelijk. De Nederlandse man wil graag zijn stiefdochter via een Nederlandse partneradoptie adopteren. De man voert aan dat er voldoende binding is met Nederland. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit en zijn echtgenote verwacht deze eveneens op korte termijn te verkrijgen. Door een adoptie naar Nederlands recht zal ook de dochter de Nederlandse nationaliteit krijgen met alle rechten en plichten die daarbij horen en zal haar status als kind van de man zijn gewaarborgd. De man geeft aan dat het gezin op Nederland georiënteerd is omdat daar zijn familie woont. Ook wordt de dochter zowel Frans- als Nederlandstalig opgevoed en is de man werkzaam als EU-ambtenaar in België. Formeel gezien wordt de man daarom niet als inwoner van België aangemerkt vanwege zijn geprivilegieerde status. Tot slot is er het vooruitzicht dat de man met zijn gezin op een termijn van twee jaar naar Nederland overgeplaatst wordt.

De rechtbank vindt echter dat de verblijfplaats van het gezin feitelijk in België is. Zij wonen en werken daar en hun gezinsleven speelt zich af in België. Zij hebben nooit in Nederland gewoond. Voor de beoordeling van de rechtssfeer waarmee de zaak verbonden is, moet de rechtbank kijken naar de feitelijke situatie en dus ook naar de feitelijke verblijfplaats van de man en zijn stiefdochter. Dat is België. Voorts overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling van een adoptieverzoek de belangen van het kind onderzocht moeten worden. De instanties in het land waar het kind woont, in dit geval België, zijn de aangewezen instanties om de belangen van het kind zo nodig te onderzoeken. De grote valkuil in deze zaak is dat de rechtbank constateert dat nergens uit blijkt dat een adoptie in België niet mogelijk is. De man heeft slechts aangegeven dat de adoptieprocedure in België vermoedelijk lang zal duren.

De rechtbank vindt de argumenten van de man onvoldoende om rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan te nemen en acht de Nederlandse rechter dan ook onbevoegd van het adoptieverzoek kennis te nemen. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank daarom niet toe.

Belgische adoptie

De beslissing zou naar mijn mening anders zijn geweest als de man had kunnen aanvoeren dat onder zijn omstandigheden geen Belgische adoptie kon worden uitgesproken. Als dat het geval was geweest, dan had een beroep gedaan kunnen worden op artikel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin staat dat de Nederlandse rechter internationale rechtsmacht moet accepteren als een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt te zijn.

Uit het vorenstaande blijkt dat de Nederlandse rechtbank momenteel niet eenvoudig rechtsmacht aanneemt als de adoptieouders niet in Nederland wonen. Dit punt moet door de adoptieouders uitgebreid worden toegelicht voordat kan worden toegekomen aan de kwestie waar het werkelijk om gaat: de adoptie van een kind dat in vele gevallen al lange tijd een gezin vormt met de adoptieouders. Deze starre formele houding in zaken waar de belangen van het kind op het spel staan vind ik een ongewenste ontwikkeling.

De zaak van Marcia is overigens nog niet klaar. Zij heeft onlangs een klacht ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Wordt vervolgd.

*voor de leesbaarheid wordt Marcia genoemd maar formeel gezien voeren haar adoptieouders de procedure.