28/09/2017 - Tekst: Mr. V. Kidjan - Advocaat

Dima Yakovlev is een Russische kleuter die door een Amerikaans echtpaar is geadopteerd. Het jongetje overlijdt in 2008 nadat hij negen uur opgesloten heeft gezeten in de auto van zijn adoptievader. De dood van Dima Yakovlev is groot nieuws in Rusland. Het incident wordt aangegrepen in een politieke ruzie tussen Amerika en Rusland.

Verbod op adoptie van Russische kinderen door Amerikaanse ouders.jpg

Op 1 januari 2013 treedt de door de Doema geaccepteerde wet 272-FZ in werking, de zogenaamde Dima Yakovlev-wet. In de wet is een aantal maatregelen genomen, gericht tegen personen die betrokken zijn bij inbreuken op fundamentele rechten en vrijheden. De wet is gepresenteerd als een noodzakelijke maatregel om Russische kinderen in het buitenland te beschermen. De wet vormt een tegenactie van Rusland, nadat Amerika kort daarvoor een aantal sanctiemaatregelen tegen Rusland heeft genomen met de introductie van de zogenaamde Magnitsky-wet. Deze wet is gericht tegen Russische autoriteiten en burgers die worden verdacht van mensenrechtenschendingen of corruptie.

Rusland vindt dat enkele incidenten die in Amerika hebben plaatsgevonden ernstige twijfels oproepen over de kwaliteit van de zorg voor de Russische adoptiekinderen. Met de Dima Yakovlev-wet komt er een algemeen verbod op adoptie van Russische kinderen door Amerikaanse staatsburgers. Dat verbod geldt nog steeds.

Adoptieprocedures abrupt stopgezet

Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens speelt begin dit jaar een zaak tegen Rusland*. Het gaat om 45 Amerikaanse staatsburgers die tussen 2010 en 2012 zijn begonnen met een adoptieprocedure voor een Russisch kindje. De adoptieouders hebben de gehele procedure volgens het boekje doorlopen. De match met de kinderen heeft al plaatsgevonden. Het politiek steekspel tussen Amerika en Rusland verhindert echter de vervulling van hun kinderwens. Alle adoptieprocedures worden abrupt stopgezet.

De adoptieouders stappen naar de rechter. Zij geven aan dat ze al een emotionele band hebben opgebouwd met hun kind tijdens een aantal ontmoetingen in Rusland. In een van de zaken betreft het ook nog de adoptie van een broer van een eerder geadopteerd kind. In de meerderheid van de zaken gaat het om kinderen met serieuze gezondheidsproblemen. Veel van de adoptiekinderen zijn ernstig ziek of gehandicapt. De maatregel berooft hen van de goede medische zorg die ze in Amerika zouden kunnen krijgen. Rusland heeft echter gedetailleerde medische informatie aangeleverd voor alle kinderen waaruit blijkt dat de medische zorg voor hen ook in Rusland toereikend is.

Discriminatie op grond van nationaliteit

De 45 Amerikaanse adoptieouders stellen dat sprake is van ongelijke behandeling op grond van nationaliteit. Het Hof gaat eerst na of deze kwestie binnen het bereik van artikel 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) valt. In artikel 8 wordt het gezins- en privéleven beschermd. In artikel 14 is een discriminatieverbod opgenomen. Artikel 8 EVRM geeft geen recht om gezinsleven te vestigen, maar beschermt alleen bestaand gezinsleven. Het Hof beredeneert echter dat adoptiebeslissingen ook nauw samenhangen met het privéleven en dat daarom artikel 8 EVRM van toepassing kan zijn. Bovendien is het duidelijk dat de maatregel alleen effect heeft op Amerikaanse staatsburgers en daarmee direct is gebaseerd op nationaliteit.

Daarom moet Rusland  ‘very weighty reasons’ aantonen om deze maatregel te kunnen rechtvaardigen. Weliswaar hebben in Amerika tragische incidenten plaatsgevonden met Russische adoptiekinderen, waarvoor de adoptieouders verantwoordelijk zijn, maar in reactie daarop is eerder juist een aantal nieuwe maatregelen in een adoptieverdrag tussen Amerika en Rusland ingevoerd (‘Agreement between the United States of America and the Russian Federation Regarding Cooperation in Adoption of Children’). De incidenten vonden allemaal plaats voordat dit verdrag in werking is getreden. Daarna hebben, voor zover bekend, geen incidenten meer plaatsgevonden.

Het Hof vraagt zich dan ook af of het adoptieverbod een adequate reactie vormt op de problemen die Rusland signaleert. Het Hof wijst verder op de grote impact die het adoptieverbod heeft op de opgebouwde relaties tussen de adoptieouders en kinderen. Verder houdt het verbod geen rekening met de individuele situaties waarbij sprake is van verschillende stadia waarin adoptieprocessen zich bevinden. Daarmee heeft Rusland geen voldoende zwaarwegende redenen aangetoond om het algemene adoptieverbod te kunnen rechtvaardigen. Het Hof neemt aldus aan dat er een schending van art. 8 en 14 EVRM is.

De vraag is echter of deze beslissing de situatie van de 45 klagers zal veranderen. Hoewel er onder de Trump-regering momenteel flink wordt onderhandeld over dit politieke debacle, geldt het adoptieverbod nog steeds. Het is ook nog maar de vraag of Rusland navolging zal geven aan het oordeel van het EHRM.

‘Interlandelijke adopties zijn geen oplossing’

De Russische rechter van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Dmitry Dedov, geeft in deze zaak een politiek gekleurde opinie. Hij wijst erop dat het belangrijk is dat kinderen in hun eigen land opgroeien en dat internationale adoptie alleen als uiterste hulpmiddel moet worden gebruikt. Dedov vindt verder dat de verwaarlozing en het te vondeling leggen van Russische kinderen het resultaat is van een verloedering van waarden en sociale verantwoordelijkheid. ‘Traditionele waarden’ moeten hersteld worden, alleen kan dit sociale probleem niet opgelost worden met interlandelijke adopties. Dit argument komt verrassend overeen met een van de punten die de Nederlandse Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming noemt in zijn rapport van 14 oktober 2016, waarin wordt gepleit voor een interlandelijk adoptieverbod.

Daarmee blijft echter de vraag openstaan wat ondertussen te doen met de ernstig zieke kinderen die in eigen land in een tehuis worden opgevangen terwijl liefhebbende en betrokken ouders uit een ander land voor hen klaar staan. Adoptie blijft toch immers een kinderbeschermingsmaatregel.

* EHRM 17 januari 2017, no. 6033/13 e.v.