29/06/2017 - Tekst: Anouk van der Heij

Jaarlijks melden zich circa 400 mensen bij Fiom omdat ze op zoek zijn naar biologische familie. Personen die genetisch aan hen zijn verwant, maar die ze niet kennen. Personen waarvan ze niet weten of ze nog leven of waarvan ze, tot ze op zoek gingen, het bestaan niet kenden. Wat drijft hen? Wat hopen ze te bereiken?

Zoeken-naar-onbekende.jpg

In juli 2014 is Fiom begonnen met het uitzetten van vragenlijsten onder mensen die zich aanmelden voor een zoekactie. Dit om beter zicht te krijgen op de betekenis van een zoekactie en de verwachtingen die er leven. In dit stuk worden de resultaten gepresenteerd van de ingevulde vragenlijsten die in de periode van juli 2014 tot en met december 2016 zijn binnengekomen. Fiom maakt onderscheid tussen adoptiegerelateerde (A) en niet-adoptiegerelateerde (NA) zoekacties. De eerste categorie (A) betreft vooral adoptiekinderen die op zoek gaan naar hun biologische ouders, maar ook afstandsmoeders en -vaders die op zoek gaan naar hun zoon of dochter. Bij de tweede categorie (NA) zijn allerlei scenario’s denkbaar waardoor het contact verloren is gegaan of er nooit is geweest. Denk aan een kind dat bij een alleenstaande ouder is opgegroeid, (half)broers of -zussen waarvan men het bestaan niet wist, bekentenissen bij het sterfbed of nieuwe informatie naar aanleiding van een testament.

In 2,5 jaar tijd hebben 721 mensen die een zoekactie startten, hun motieven en verwachtingen met Fiom gedeeld (respons 72,7 procent). Wat blijkt? Een zoekactie starten doe je niet zomaar. Meer dan de helft van de mensen die een zoekactie start (55 procent bij A-zoekacties en 51 procent bij NA-zoekacties) geeft aan hier al enkele jaren over na te denken. Bijna een op de drie (32 procent) mensen bij A-zoekacties zegt zelfs zijn of haar hele leven al met ‘de zoekvraag’ bezig te zijn. Bij NA-zoekacties geldt dit voor een op de vier (26 procent).

Aanleiding heel divers

De uiteindelijke aanleiding om een zoekactie te starten, is heel verschillend. Dit varieert van het moment waarop men erachter komt dat men geadopteerd is (19 procent, alleen bij A-zoekacties) tot ‘Sinds ik erover heb gelezen/gehoord in de media’ (6 procent bij A-zoekacties, 16 procent bij NA-zoekacties). Andere aanleidingen kunnen zijn: ‘Sinds ik zelf kind(eren) heb’ (15 resp. 16 procent), ‘Sinds de dood van een naaste’ (8 resp. 11 procent) of ‘Anders’ (13 resp. 38 procent). Voor ruim een op de vijf (21 resp. 22 procent) was er geen speciale aanleiding om de zoekactie nu te starten.

Bij de vraag ‘Waar ben je naar op zoek’, konden meerdere antwoorden aangevinkt worden. Er waren duidelijke verschillen tussen A-zoekacties en NA-zoekacties. Bij A-zoekacties wil bijna twee op de drie (62 procent) weten of er een halfbroer/-zus bestaat. Verder is men vooral op zoek naar gegevens over de moeder (55 procent) en de vader (51 procent). 29 procent wil weten wat de reden voor afstand is geweest en ruim een kwart (26 procent) is op zoek naar medische informatie. Twee op de drie (66 procent) wil graag een ontmoeting met de gezochte, ruim de helft (52 procent) hoopt op persoonlijk contact en 22 procent hoopt een band op te kunnen bouwen met de gevondene(n). Deze verdeling is over alle jaren vrijwel gelijk.

Bij NA-zoekacties is bijna de helft (47 procent) op zoek naar gegevens over de vader, net iets meer dan gegevens over het bestaan van halfbroers/-zussen (44 procent) en beduidend meer dan de 8 procent die op zoek is naar gegevens over de moeder. 12 procent is op zoek naar medische informatie. Eveneens 12 procent heeft ‘Anders’ aangevinkt. In tegenstelling tot A-zoekacties is hier slechts 3 procent op zoek naar de reden voor afstand, wat verklaarbaar is omdat het hier niet altijd om een ‘afstandszaak’ gaat. Een ruime meerderheid (57 procent) wil graag een ontmoeting met de gezochte, bijna de helft (49 procent) hoopt op persoonlijk contact en 24 procent hoopt een band op te kunnen bouwen met de gevondene(n).

Ook deze verdeling is over alle jaren vrijwel gelijk, al zijn er binnen NA-zoekacties meer schommelingen te zien dan bij A-zoekacties. Zo werd er in 2014 bij NA-zoekacties vaker naar gegevens over de vader gezocht dan in de andere jaren (58 procent in 2014, vergeleken bij 44 procent in 2015 en 45 procent in 2016) en varieerde het aantal zoekacties naar een zoon of dochter van 3 procent in 2014 tot 13 procent  in 2015 en 9 procent in 2016. Het aandeel dat op zoek is naar medische gegevens, is binnen NA-zoekacties in de loop der jaren afgenomen, van 18 procent in 2014, naar 14 procent in 2015 tot 7 procent in 2016.

Verwachte veranderingen

Binnen A-zoekacties verwacht 81 procent dat er door de zoekactie iets in zijn of haar leven zal veranderen. Dit aandeel is zeer stabiel over de jaren. Bij NA-zoekacties liggen deze verwachtingen iets hoger (84 procent) maar deze nemen in de loop der jaren af van 87 procent in 2014, naar 85 procent in 2015 en 82 procent  in 2016.

Binnen A-zoekacties verwacht 43 procent ook dat de zoektocht iets zal veranderen aan hoe men is of functioneert. Bij NA-zoekacties liggen deze verwachtingen hoger (48 procent) maar nemen wel af (van 57 procent in 2014, naar 49 procent in 2015 en 44 procent in 2016).

Op de vraag of men denkt dat de zoekactie iets zal veranderen in hoe tevreden of gelukkig men zich voelt, antwoordt bij A-zoekacties 61 procent met ja. Bij NA-zoekacties liggen ook deze verwachtingen hoger: gemiddeld 70 procent.

Tot slot de vraag ‘Op een schaal van 1 tot 10, waarbij 10 staat voor heel belangrijk, hoe belangrijk is de zoekactie voor jou?’ De gemiddelde score is bij A-zoekacties een 8,6 (N=356) en bij NA-zoekacties een 9,0 (N=351). Ook hier is een lichte daling te zien bij de NA-groep in de loop der jaren, van 9,1 in 2014, naar 9,0 in 2015 en 8,6 in 2016.

Duidelijk is dat een zoekactie voor veel mensen erg belangrijk is. Het is iets wat hen jaren bezighoudt voordat ze daadwerkelijk tot actie overgaan en waar men hoge verwachtingen van heeft. Verder valt op dat er verschillen zijn tussen adoptiegerelateerde (A) en niet-adoptiegerelateerde (NA) zoekacties. Mensen uit de eerste categorie vertonen meer uniforme kenmerken. Bij NA-zoekacties zijn over de jaren heen meer schommelingen te zien. Waarschijnlijk hangen deze grotere onderlinge verschillen samen met de diversiteit van deze zoekacties vergeleken met A-zoekacties. Op meerdere vlakken liggen de verwachtingen bij NA-zoekacties hoger dan die bij A-zoekacties. Daarentegen speelt de zoekvraag bij A-zoekacties vaak al langer, tot zelfs levenslang.