(Aspirant-)adoptieouders die zelf of van wie de partner 42 jaar of ouder (maar nog geen 46 jaar) is op het moment van indienen van een adoptieverzoek, kunnen volgens de wet niet meer adopteren. Wanneer zij echter bereid zijn een kind van twee jaar of ouder of een gehandicapt kind in hun gezin op te nemen, wordt hun verzoek wel in behandeling genomen. Tijdens het gezinsonderzoek moet worden aangetoond dat er sprake is van bijzondere geschiktheid om een buitenlands kind van twee jaar of ouder of een gehandicapt kind op te voeden. De (aspirant-)adoptieouder(s) wordt/worden daartoe beoordeeld volgens het ‘nee, tenzij-principe’.

Om deze bijzondere geschiktheid te onderbouwen en risico’s op persoonlijkheids-, gezins- en omgevingsniveau zoveel mogelijk uit te sluiten, is het gezinsonderzoek uitgebreid met het Instrumentarium Bijzondere Omstandigheden (IBO). Het IBO bestaat uit een aantal vragenlijsten die de (aspirant-)adoptieouder(s) invult/invullen voorafgaand aan het eerste gesprek met de raadsonderzoeker. De uitkomst hiervan wordt weergegeven in het IBO-profiel. Dit wordt opgesteld door de gedragsdeskundige van de Raad voor de Kinderbescherming. Het IBO-profiel heeft een zwaarwegend karakter bij het uiteindelijke advies over de bijzondere geschiktheid dat de Raad voor de Kinderbescherming aan de minister uitbrengt.

Instrumentarium Bijzondere Omstandigheden (IBO)

Aandachtsgebieden

De aandachtsgebieden van het IBO-onderzoek zijn de volgende:

  • Motivatie -indien van toepassing gezamenlijke- motivatie; de mogelijke rol van het kind in dit gezin en de verwachtingen ten aanzien van (de hechting van) het kind;
  • Huwelijk en relatie (indien van toepassing), met aandacht voor de onderlinge communicatie en manier van probleemhantering;
  • Intra-psychische problematiek, waarbij getracht wordt psychische problemen te signaleren;
  • Opvoedingsdoelen en capaciteiten, gericht op opvattingen en ervaringen inzake opvoeding en het hanteren van mogelijke opvoedingsvraagstukken;
  • Persoonlijkheid, met aandacht voor verwerking van moeilijke levensgebeurtenissen (jeugd, verlieservaringen, kinderloosheid), flexibiliteit, draagkracht en emotionaliteit.

De vragenlijsten

Het IBO bestaat uit vier vragenlijsten met uitspraken. De invuller moet aangeven of deze uitspraken voor hem/haar van toepassing zijn. Over deze lijsten zijn gegevens beschikbaar ten aanzien van betrouwbaarheid, validiteit, normering, theoretische achtergrond en uitvoering van het materiaal. Op deze vijf gebieden zijn deze vier vragenlijsten tenminste als ‘voldoende’ beoordeeld. Over adoptiespecifieke zaken is een speciale vragenlijst samengesteld: de Adoptielijst Bijzondere Geschiktheid (ALBG ), die uit zowel uitspraken als open vragen bestaat.

Gezinsonderzoek met IBO

Het  gezinsonderzoek start met het invullen van het IBO. Daarna vindt het eerste gesprek met de raadsonderzoeker plaats. De aanvragers krijgen na afronding van de voorlichting of na het indienen van een verzoek voor een tweede of volgend adoptiekind een uitnodiging van de Adoptievoorzieningen om het IBO in te vullen op een centraal gelegen locatie. Dit is meestal het kantoor van de Raad voor de Kinderbescherming in Arnhem.
Een gedrags- en adoptiedeskundige scoort en interpreteert vervolgens de ingevulde vragenlijsten. Op grond van de uitkomst stelt de gedragsdeskundige van de raad ofwel direct ofwel na een gesprek met de (aspirant-)adoptieouder(s) een IBO-profiel op.

Twee mogelijke vervolgtrajecten

1. Positief IBO-profiel (geen risicofactoren)
De raadsonderzoeker bespreekt het IBO-profiel met eventuele aandachtspunten tijdens het tweede gesprek met de (aspirant-)adoptieouder(s). Het gezinsonderzoek wordt op de gebruikelijke wijze vervolgd en afgerond met een gezinsrapport met advies. Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming kan zowel positief als negatief zijn. Een positief IBO-profiel leidt niet automatisch tot een positief advies.

2. IBO-uitkomst met risicofactoren en/of mogelijke risicofactoren
De raadsonderzoeker nodigt de (aspirant-)adoptieouder(s) uit voor een gesprek met de gedragsdeskundige. De raadsonderzoeker is bij dit gesprek aanwezig. Op basis van het IBO-onderzoek en het gesprek met de gedragsdeskundige, stelt de gedragsdeskundige een IBO-profiel op. De (aspirant-) adoptieouder(s) kunnen verzoeken geen IBO-profiel op te stellen. Het adoptieverzoek wordt dan door de (aspirant-)adoptieouder(s) ingetrokken.
Wanneer wordt gekozen voor voortzetten van de procedure, wordt na afronding van het gezinsonderzoek een gezinsrapport opgesteld met mogelijk een negatief advies. Zoals gebruikelijk wordt dit rapport besproken met de (aspirant-)adoptieouder(s) en vervolgens met eventueel commentaar van de (aspirant-)adoptieouder(s) naar het ministerie van Justitie gestuurd.

Het IBO-profiel wordt bewaard in het dossier van de gedragsdeskundige en in geval van een negatief advies meegezonden naar het ministerie van Justitie en Veiligheid.