Bij adoptiekinderen zijn er een aantal veel voorkomende en terugkerende thema’s die belangrijk zijn om te herkennen als hulpverlener. Zo kunnen adoptieouders bijvoorbeeld vaak vragen hebben over identiteitsvorming, loyaliteit en verdriet. In dit artikel lees je meer over de basis van deze thema’s. Voor wie zich verder wilt verdiepen, is het mogelijk om de brochures te downloaden.

Meisje met downsyndroom en jonge vrouw kijken naar links

Gehechtheid

Relatief veel advies- en hulpvragen van adoptieouders hebben te maken met hechtingsmogelijkheden en -vaardigheden.

Het schema ‘Bouwstenen van hechting’ van Truus Bakker kan je helpen bij de interpretatie van de antwoorden die je op de adoptiespecifieke vragen hebt gekregen. Het biedt een kader om na te gaan of en in welke mate er sprake is van blokkades in het hechtingsproces en bij wie de blokkade voorkomt.

Normaal gesproken doorloopt een kind deze fasen in de eerste vijf levensjaren. Adoptiekinderen beginnen bij aankomst in een adoptiegezin bij de onderste bouwsteen. Dit komt omdat de adoptieouders nog geen veilige personen kunnen zijn. Afhankelijk van zijn voorgeschiedenis, temperament en veerkracht doorloopt het ene adoptiekind de verschillende fasen sneller dan het andere. Ook de persoonlijkheid van de adoptieouders en hun mogelijkheden spelen een essentiële rol.

Tabel met bouwstenen bij hechtingsproces adoptie

Zelfbeeld en identiteit

Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en een gezonde identiteit is om verschillende redenen voor adoptiekinderen niet gemakkelijk:

  • Er waren vaak tekorten in hun vroegste jeugd: ze zijn vaak voor een lange tijd door niemand echt ‘gezien’ of liefdevol aangeraakt.
  • Ze zijn afgestaan of verlaten en hebben belangrijke personen verloren. Voor adoptiekinderen is het daardoor lastig een positief zelfbeeld te ontwikkelen. Zij twijfelen vaak over hun gewenst zijn door de biologische ouders, want zij lieten hen immers in de steek.
  • Net als alle kinderen doen adoptiekinderen hun best om hun zelfbeeld kloppend te houden. Zij nemen gedrag dat zij in het geboorteland ontwikkelden als reactie op de omstandigheden dáár mee naar Nederland. Omdat het hier niet langer nodig en effectief is, kan hun gedrag afwijzing uitlokken. Dit zien zij dan als bevestiging van hun al opgebouwde negatieve zelfbeeld.
  • Doordat zij meestal een andere etnische identiteit hebben dan hun adoptieouders, moeten adoptiekinderen zelf een etnische identiteit ontwikkelen.
  • Adoptiekinderen moeten uitzoeken wat het ‘geadopteerd zijn’ voor hen betekent. Zij moeten keuzes maken over wel/niet op zoek gaan naar informatie over of contact met de biologische ouders en hun eigen voorgeschiedenis.

Als hulpverlener zijn er een aantal signalen waar je op kunt letten bij het adoptie kind. Als er sprake is van een of meerdere van de volgende signalen, kun je de brochure Zelfbeeld en identiteitsontwikkeling raadplegen: onvoldoende ik-besef, identiteitsverwarring, moeite met acceptatie van de eigen identiteit, moeite met acceptatie van het afgestaan en het geadopteerd zijn, geen eigen keuzes kunnen maken, te weinig contact met zichzelf voelen, onvoldoende weerbaar zijn, grote beïnvloedbaarheid, clownesk gedrag.

Verlies, verdriet en rouw

Verdriet en rouw zijn belangrijke onderwerpen bij hulpverlening aan adoptiegezinnen. Zowel de geadopteerde als de ouders hebben ingrijpende verlieservaringen te verwerken. Het zichtbaar en bespreekbaar maken van het verlies geeft lucht en helpt mogelijke blokkades op te heffen.

Verlieservaringen in de adoptiedriehoek

Adoptiekinderen verloren hun biologische ouders en familie, vertrouwde verzorgsters en eventuele vriendjes uit het pleeggezin of kindertehuis, hun taal en cultuur, afstammingsinformatie en toegang tot genetisch relevante informatie. Dit alles is gebeurd zonder dat het kind hier zelf invloed op had. Dat kan een gevoel van machteloosheid geven. Deze verlieservaringen, en vooral het besef afgestaan te zijn, kunnen verschillende gevoelens en gedachten oproepen: boosheid, verdriet, wanhoop, het gevoel niet de moeite waard te zijn, schuldgevoelens, eenzaamheid, het gevoel niet begrepen te worden, verlatingsangst. De uitingsvormen kunnen zeer uiteenlopend zijn: verzet, ontkenning, regressie, projectie, agressie, rationaliseren, slapeloosheid, spanningsklachten, veranderde eetlust, concentratieproblemen, vermoeidheid, lusteloosheid of overactief gedrag.

De biologische ouders verloren hun ouderschap van en het contact met het kind, een onbevangen jeugd (wanneer ze nog jong waren), sociale contacten en sociale status, hun gevoel van eigenwaarde, hun lichamelijke integriteit (bij verkrachting of seksueel misbruik).

De adoptieouders verloren de hoop op een gezamenlijk biologische eigen kind; vaak een of meer kinderen (al dan niet) tijdens de zwangerschap; een gevoel van controle over hun lichaam, leven en eigen toekomst en de mogelijkheid de familiestamboom voort te zetten. 

Wat kan je als hulpverlener doen?

  • De adoptieouders begeleiden bij het opbouwen van een goede en veilige gehechtheidsrelatie met hun kind.
  • Een klankbord zijn voor ouders en kind. Hen helpen een eigen vorm te vinden om het verlies te verwerken.
  • Alert zijn op en bespreekbaar maken van mogelijk onbewuste projecties die een rol spelen in de onderlinge relatie en communicatie. Het adoptiekind kan zich bijvoorbeeld vijandig gedragen ten opzichte van de adoptiemoeder en zo zijn boosheid en onderliggend verdriet afreageren over het feit dat zijn biologische moeder hem in de steek liet.
  • Indien nodig traumabehandeling, bijvoorbeeld EMDR, inzetten. Zo wordt de bijbehorende negatieve lading van het gebeurde verminderd. Negatieve gedachten worden vervangen door helpende gedachten.
  • Verliesverwerking in de vorm van individuele therapie. Dit komt in beeld als er meer nodig is dan wat de ouders kunnen bieden. Bijvoorbeeld symbool-dramatherapie, speltherapie, integratieve kindertherapie, creatieve therapie, haptotherapie met als doel het kind te helpen om diepe gevoelens van verdriet en rouw te verwerken. Belangrijk is dat de therapeut de ouders betrekt bij het proces van hun kind. Voor meer informatie kun je de veelgebruikte methodieken bekijken op onze website. 

Loyaliteit

Ieder mens heeft een primaire loyaliteit aan zijn biologische ouders. Geadopteerden hebben daarnaast een secundaire of ‘verworven’ loyaliteit aan hun adoptieouders, die hen verzorgen en opvoeden.

Adoptieouders hebben de taak de biologische ouders een plaats te geven in het leven van hun kind. Dat betekent dat ze de loyaliteit van hun kind aan de biologische ouders erkennen en daarmee om leren gaan. Hoe een kind omgaat met de verschillende loyaliteiten hangt onder andere af van de mate waarin het veilig gehecht is en waarin het verdriet en rouw kan uiten en verwerken. Er kunnen ook nog verschillen zijn tussen loyaliteitsgevoelens ten aanzien van de vaders of de moeders, bijvoorbeeld omdat de biologische vader niet in beeld is. Dit zijn uiteindelijk ontwikkelingstaken van geadopteerden om zelf alle loyaliteiten naast elkaar te laten bestaan. De geadopteerde zal er op een eigen manier vorm aan moeten geven, hoe complex ook.

Wat kan je als hulpverlener doen?

  • Geven van psycho-educatie over het thema loyaliteit en identiteitsvorming.
  • Samen met adoptieouders nagaan hoe het zit met de diverse loyaliteitsgevoelens in het gezin.
  • Ruimte geven aan de gevoelens van de adoptieouders. Als adoptieouders zich kunnen uitspreken en zich begrepen voelen, ontstaat er vaak ook meer ruimte voor het kind om over zijn gevoelens en gedachten over de biologische ouders te praten.
  • Met de geadopteerde nieuwsgierig zijn naar hoe het zit met verbondenheid aan zijn adoptieouders en zijn biologische ouders. Wie voelt dichtbij en wie verder weg?
  • Maak eventueel gebruik van familie-opstellingen.
  • Geef ruimte aan verlangens of ideeën over contact met de biologische familie of het land van herkomst.
  • Stimuleer lotgenotencontact.

Rootsinteresse

Adoptiekinderen en volwassen geadopteerden kunnen nieuwsgierig worden naar hun biologische familie en de omstandigheden waaronder ze zijn afgestaan. Ook kan er interesse zijn voor de cultuur in hun geboorteland. Vaak willen geadopteerden meer weten over het kindertehuis en/of het pleeggezin waar ze gewoond hebben en over de ervaringen die ze hebben opgedaan voordat ze geadopteerd werden. Het kennen van hoofdlijnen van hun levensgeschiedenis helpt hen bij het ontwikkelen van een eigen identiteit. Als de adoptieouders het adoptiekind onderteunen bij zijn rootsvragen, voelt het dat het loyaal mag zijn aan zijn biologische ouders, de cultuur en land van herkomst.

De zoektocht naar de eigen identiteit speelt zich op verschillende niveaus af: abstract in iemands hoofd, concreet via instanties, dossiers en geboorteregisters en door te reizen en informatie te zoeken in het land van herkomst. Zoeken is vooral zoeken naar antwoorden en hoeft niet de vorm te hebben van een rootsreis of contact met de biologische familie. Zo kan ook het maken van een levensboek of het zoeken van informatie over het land van herkomst via internet al voldoende zijn om de (deel)vragen van dat moment te beantwoorden. Elk adoptiekind of geadopteerde gaat op zijn eigen manier om met zijn rootsinteresse.

Wanneer op rootsreis?

Veel ouders vragen zich af wanneer het de beste leeftijd is voor hun kind om op rootsreis te gaan. Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Dit hangt af van het kind, het gezin en de omstandigheden in het geboorteland. Het samen beleven van een rootsreis en de emoties die dat oproept, vraagt om een basis van vertrouwen tussen ouder(s) en kind. Voor kinderen met nog onvoldoende basisvertrouwen kan de impact van een rootsreis groot zijn. In een dergelijke situatie kan bij besluitvorming een adoptiedeskundig advies helpen.

Aandachtspunten voor de hulpverlener

  • Niet alle adoptiekinderen en geadopteerden durven hun rootsinteresse te tonen, bijvoorbeeld uit angst hun adoptieouders te kwetsen.
  • Adoptieouders kunnen worstelen met het dilemma wat wel en wat nog niet te vertellen. Een deskundig klankbord kan noodzakelijk zijn.
  • Je kunt de geadopteerde of adoptieouders helpen om meer zicht te krijgen op hun wensen, verwachtingen, angsten en loyaliteiten en de vraag wat hij of zij aan kan of nodig heeft. 
  • Via internet is veel informatie te vinden: blogs van ouders die al op rootsreis zijn gegaan, besloten Facebookpagina’s of websites van rootsreisorganisaties. Op basis van deze informatie krijgt men een beter beeld van wat men kan verwachten. Voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd is een minibrochure over rootsreizen.
  • Begeleiding bij rootsvragen vraagt een houding van meerzijdige partijdigheid en omgaan met verschillende loyaliteiten.
  • Een rootsreis kan oude diepe angst en pijn van het afgestaan zijn weer actueel maken. Traumabehandeling en hulp bij verliesverwerking of psychotherapie kan dan nodig zijn.

Bekijk de brochures

Wil je meer informatie over bovenstaande thema's en problematiek bij adoptiegezinnen? Download dan onze brochures.

Bekijk adoptiebrochures