26/11/2021

Op 24 november deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak die Patrick Noordoven had aangespannen tegen de Nederlandse staat. Patrick is kort na zijn geboorte in 1980 illegaal geadopteerd vanuit Brazilië. Hij verwijt de overheid onder meer dat deze op de hoogte was van misstanden, maar niet ingreep. De rechtbank oordeelt dat de staat onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de Patrick en dat hij recht heeft op een schadevergoeding. Het is voor het eerst dat de Nederlandse staat is veroordeeld tot een schadevergoeding aan een illegaal geadopteerde. Volgens advocaat Lisa-Marie Komp onderstreept het vonnis het recht op identiteit en afstammingskennis.

Patrick is kort na zijn geboorte in Brazilië opgenomen in het gezin van een Nederlands echtpaar, zijn juridische ouders. Hierbij was sprake van illegale adoptie, met medewerking van Nederlandse diplomaten. De juridische ouders deden in Nederland een valse aangifte van de geboorte, alsof hij hun eigen biologische kind was. Zij pleegden hierbij een strafbaar feit, namelijk verduistering van staat. In 2017 werden zij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, vanwege het achterhouden van informatie aan hun zoon.

Brazil Baby Affair-onderzoek

In 1981 voerde Justitie na signalen een landelijk strafrechtelijk onderzoek uit naar illegale adopties vanuit Zuid-Amerika, het Brazil Baby Affair-onderzoek (BBA-onderzoek). Uit dit onderzoek bleek dat Patrick en nog 41 kinderen illegaal uit Brazilië zijn geadopteerd. Hoewel alle betrokken echtparen dit strafbare feit toegaven, is destijds niet tot strafvervolging overgegaan. Patrick raakte van dit alles op de hoogte tijdens de zoektocht naar zijn biologische ouders en de omstandigheden rondom zijn adoptie.

Staat doet geen beroep op verjaring

Patrick zette zich jarenlang in om toegang te krijgen tot documenten over de illegale adopties. Hij deed hiertoe onder andere een verzoek tot inzage in het kader van de wet openbaarheid bestuur (WOB). De informatie die daarbij bovenkwam vormde voor minister Dekker in 2018 aanleiding om opdracht te geven aan de commissie-Joustra voor een groot onderzoek naar misstanden rond adopties uit Brazilië, Bangladesh, Sri Lanka, Colombia en Indonesië in de periode 1967 tot 1998. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport en steun voor geadopteerden in de Tweede Kamer, besloot de minister voor Rechtsbescherming dat de staat zich – in lopende en toekomstige zaken – niet langer zal beroepen op verjaring in procedures die geadopteerden aanspannen over interlandelijke adoptie. Dankzij deze beslissing kon de rechter een inhoudelijk oordeel vellen in deze zaak.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)

Of de staat onrechtmatig gehandeld heeft, heeft de rechtbank getoetst aan artikel 8 EVRM. De reikwijdte van dit artikel is breder dan ‘slechts’ bescherming van iemands recht op afstammingskennis. Ook het recht op identiteit valt onder de bescherming die deze bepaling biedt. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat het recht op identiteit ook het recht omvat op informatie over gebeurtenissen in iemands jeugd. Iemand heeft dus ook recht op informatie over de omstandigheden waaronder hij ter wereld is gekomen en over gebeurtenissen in zijn kinderjaren die van invloed waren op zijn ontwikkeling als persoon.

Uitspraak: Recht op identiteit onvoldoende beschermd

De rechtbank oordeelt dat de staat het recht van Patrick als illegaal geadopteerd kind om zijn afstamming te kunnen kennen en daarmee zijn recht op identiteit onvoldoende heeft beschermd. Volgens de rechtbank is de staat het door artikel 8 EVRM beschermde recht van de man om zijn afkomst te kunnen kennen uit het oog verloren. De staat heeft niets gedaan om ervoor te zorgen dat de man zijn afkomst zou kunnen kennen, nadat er in het kader van het BBA-onderzoek bekend werd dat de juridische ouders van de man hem illegaal hadden geadopteerd. Dit had de staat wel kunnen en moeten doen. In een afzonderlijke procedure wordt beslist welke schade Patrick heeft geleden en wat de hoogte van die schade is. 

Andere adoptiezaak

Op 24 november deed Rechtbank Den Haag ook uitspraak in een zaak die werd aangespannen door een vrouw die in 1976 vanuit Bangladesh in Nederland is geadopteerd. De rechtbank wees de vorderingen in deze zaak af, omdat niet kon worden vastgesteld dat de staat hierbij fouten heeft gemaakt.