Lex doneerde in de jaren '80 zijn zaad bij dokter Jan Kremer in het oude academisch ziekenhuis aan de Catharijnesingel in Utrecht. Lex en zijn vrouw hadden zelf al twee kinderen, toen zij samen besloten dat Lex zijn zaad zou doneren om anderen hetzelfde geluk te gunnen. Toen Lex hoorde dat er donorkinderen op zoek waren naar hun donorvader twijfelde hij geen moment om zich aan te melden bij de KID-DNA databank van Fiom en inmiddels heeft hij drie van zijn donorkinderen ontmoet. De vrouw van Lex vertelt hoe het voor haar is om nu toch de donorkinderen van Lex te leren kennen, terwijl de oorspronkelijke afspraak was dat hij anoniem zou blijven.  

Op het moment dat ik begon met doneren, was ik net afgestudeerd. Ik herinner me dat ik een keer hoorde dat er een tekort was aan donoren. Samen met mijn toenmalige vriendin, zij is nu mijn vrouw, overwoog ik of het een goed idee zou zijn om te doneren. Het leek niet als een enorme inspanning. Dus ik besloot het te doen. Zo begon het eigenlijk. Ik had al twee kinderen op dat moment. Het feit dat ik zelf kinderen had, droeg bij aan het besef hoe belangrijk dat is. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen die de wens hebben om kinderen te krijgen. Hiermee bedoel ik de verrijking en vreugde die je ervaart. Dat motiveerde me om te gaan doneren. 

Lex: "Het heeft wel iets comfortabels dat je weet dat het anoniem is."

Wie maak ik eigenlijk gelukkig met een kind? 
Ik heb me toen aangemeld. Daarna volgde een intake waarbij ik vragen beantwoordde en vragenlijsten invulde over mijn gezondheid en familiegeschiedenis. De intake werd gedaan door dokter Kramer, bekend om zijn nadruk op zwijgplicht over donorconceptie voor wensouders. Of dit ook aan mij is verteld, herinner ik me niet. Anonimiteit was natuurlijk van toepassing, maar dat wist ik al van tevoren. Later heb ik me afgevraagd hoe ik zou hebben gehandeld in de huidige tijd, waar anonimiteit niet vanzelfsprekend is. Dokter Kremer was sterk voor anonimiteit en liet vrouwen of echtparen zelfs tekenen om er niet over te praten, "ter bescherming van het kind".

Het was geruststellend dat het anoniem was. Er was geen overdenking van consequenties nodig, omdat die er eigenlijk niet waren. De anonieme praktijk was destijds vanzelfsprekend, dus volgde je dat gewoon en vond je het logisch. Het overheersende gevoel was dat ik iets goeds deed. Dat was de voornaamste emotie. We hebben er weleens over gesproken, hoeveel kinderen er zouden rondlopen. Dus er waren af en toe fantasieën over de impact die je zou kunnen hebben gehad, maar dat was het dan ook.

Van anoniem zaad doneren tot vindbaar worden via DNA-databank   
Ik doneerde begin jaren 80, hoogstens 1 à 2 keer per jaar. Mijn gegevens staan in de Fiom DNA-databank, maar ook buiten Fiom kon je gevonden worden. Ongeveer 6 jaar terug luisterden we in de auto naar een Radio 1-interview met een donorvader. Toen besefte ik: "Hé, dat gaat over mij." Deze donorvader vertelde over het inleveren van wangslijmvlies in de DNA-bank in Nijmegen, om kinderen de kans te geven hun vader te leren kennen. Dit was een eye-opener. We voelden dezelfde emotie als bij mijn oorspronkelijke donatie, het idee om anderen te helpen. Dit zette ons aan tot actie. Na wat zoeken op internet, meldde ik me bij Fiom. Toch is het niet volledig te overzien en heeft het een avontuurlijk aspect. Er was een afspraak met Kremer over het maximale aantal kinderen, maar verder was er weinig zekerheid over wat er zou gebeuren. Ik weet het aantal donaties wel, en ik wist dat Kremer geen rietjes-technieken gebruikte. Dus, hooguit zouden er tien kinderen kunnen zijn. Dat was een eenvoudige berekening, maar het exacte aantal lag tussen 0 en 10.

Lex: "Slechts één op de tien donorkinderen weet dit, erg weinig. Kennelijk houdt anonimiteit stand bij een aanzienlijke groep."

Eerste ontmoetingen met mijn donorkinderen 
Jezelf vindbaar maken geeft niet de garantie dat mensen opzoek zijn naar je. Bij mij verliep het anders: na een half jaar belde Fiom dat er een match was. We gingen naar Fiom voor uitleg over rechten, plichten, en hoe ermee om te gaan. Mijn donordochter en haar partner waren daar ook. Je probeert je vooraf een beeld te vormen van hoe ze eruitziet, zoals je dat bij je eigen kinderen doet. Ze was opvallend blij en enigszins zenuwachtig, net als ik. Voor haar was het een zoektocht geweest van zeven jaar. Nu kon ze me zien en vragen stellen. De impact is voor het kind misschien nog groter dan voor de donorvader. Ik had natuurlijk anoniem kunnen blijven, maar nu weet ik hoe belangrijk het is en hoe DNA-technologie nu dit probleem kan oplossen. Slechts één op de tien donorkinderen weet dit, erg weinig. Kennelijk houdt de anonimiteit stand bij een aanzienlijke groep.

Partner Jetske 
Het was een gezamenlijke beslissing dat Lex ging doneren en ook dat hij zijn DNA opstuurde. Ik vond de ontmoetingen spannend, ook omdat je onwillekeurig op zoek gaat naar overeenkomsten. De eerste match was een dochter en ik zag niet direct veel gelijkenis met onze andere dochters, maar de tweede match (een zoon) leek juist erg op Lex. De contacten verlopen heel soepel, het zijn vrolijke, open mensen. We hebben elk jaar een familieweekend, waarbij we ook de donorkinderen van Lex uitnodigen.  Onze eigen kinderen hebben we al vroeg verteld over Lex’ donorschap. Voor hen is dit ook belangrijk. Hoewel ik begrijp dat het complex kan zijn, vind ik dat het niet zo zou moeten zijn. Het is geweldig dat deze kinderen er zijn en contact kunnen hebben met Lex en zijn familie. Ik kijk positief terug op onze beslissingen. Ik ben wel opgelucht dat niet plotseling vijftig kinderen opduiken. Ik waardeer het dat ik er ook bij betrokken ben. Bij een symposium merkte ik dat het voornamelijk ging over donoren en kinderen. Maar er werd niet gesproken over wat het voor de partner van de donor betekent. Dat gaf me het gevoel dat mijn rol niet belangrijk was. Het gaat eigenlijk nooit over de partners van de donoren.

Lex: "Met de kennis die ik nu heb, zou ik opnieuw donor zijn, zelfs als bekende donor. Het begint dan wel anoniem, maar dat verandert."

Recente match 
Ik heb inmiddels drie donorkinderen. Het bericht van de derde kwam vorig jaar ongeveer een maand na de tweede. Hij kwam ook via de DNA-bank van Fiom. Ook hem hebben we inmiddels ontmoet. Het meest verrassende was nog dat hij twee straten bij het tweede donorkind vandaan woont, én dat we in het verleden contact met elkaar hadden zonder te weten wat onze ‘echte’ relatie was. Met de kennis die ik nu heb, zou ik opnieuw donor zijn, zelfs als bekende donor. Het begint dan wel anoniem, maar dat verandert. Bijvoorbeeld, in Nederland, als je een Nederlandse donor hebt, kan het kind vanaf 16 jaar contactgegevens krijgen. Soms merken moeders dat hun kind wil weten wie de donorvader is. Ze doen dan zelf DNA- en stamboomonderzoek. Dus anonimiteit is eigenlijk niet meer volledig van toepassing.

* Dit ervaringsverhaal is geschreven vanuit een persoonlijke ervaring, dit kan voor iedereen anders zijn.

Meer ervaringsverhalen

Wil jij jouw verhaal (anoniem) met anderen delen?

Stuur jouw verhaal in