En? Is jullie kind al goed gehecht? Deze vraag krijgen adoptieouders vaak te horen. Voor elk kind is een veilige gehechtheidsrelatie met zijn ouders de basis voor een goede ontwikkeling. Niet voor niets is hechting dus een belangrijk onderwerp bij adoptie.
Een vertrouwensband met elkaar opbouwen heeft prioriteit, het vormt de basis voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Toch gaat dat niet vanzelf en dat is logisch. Adoptiekinderen hebben immers al veel meegemaakt. Adoptieouders kunnen extra vragen en twijfels hebben, omdat ze hun kind en het gedrag nog niet altijd goed begrijpen.
Wennen en hechten
Sommige adoptieouders hebben meteen bij de eerste ontmoeting het gevoel dat hun kind echt hun kind is. Anderen hebben daar wat meer tijd voor nodig. Ook adoptiekinderen reageren heel verschillend op de eerste ontmoeting met hun nieuwe ouders. Eenmaal bij elkaar, begint het échte werk: een hecht gezin gaan vormen.
Op basis van zijn ervaringen met zijn eerste verzorgers vormt een kind een beeld van wat hij van volwassenen kan verwachten, ook als hij hier geen bewuste herinnering aan heeft. Ervaringen van voor de geboorte en in de eerste maanden daarna zijn hierin essentieel. Juist omdat kinderen dan heel kwetsbaar zijn. Hoe ongunstiger de omstandigheden vóór de adoptie zijn geweest en hoe langer deze hebben geduurd, des te meer tijd en moeite het kan kosten om een veilige gehechtheidsrelatie op te bouwen. Verwaarlozing, veel overplaatsingen en wisselende verzorgers staan bijna gelijk aan onveilige hechting.
Het hectingsproces
Hoe bouw je een veilige gehechtheidsrelatie op met een kind dat eerder verlaten is, veel verschillende verzorgers en/of te weinig zorg en aandacht heeft gehad? Om de signalen te herkennen en je aanpak te kunnen afstemmen op de behoefte van je kind, is het van belang te weten hoe het hechtingsproces normaal gesproken verloopt. Het hechtingsproces is een complex en langdurig proces en in een aantal fasen onder te verdelen, zoals te zien in de afbeelding hieronder.
In het opbouwen van de relatie met je adoptiekind begin je bij de onderste bouwsteen van hechting. Uit jezelf doe je al heel veel om een band met je kind te krijgen en te verstevigen: voeden, verzorgen, knuffelen, troosten, leuke dingen doen. Als je van je kind geniet en inspeelt op zijn behoeften, ben je op de goede weg. Wel is het raadzaam om alert te zijn op subtiele signalen. Zo kan bijvoorbeeld wegkijken, strekken of spannen van het lijfje een teken zijn dat een baby het intieme contact nog erg spannend vindt. Het is goed om hier rekening mee te houden en je kind langzaam de tijd te geven om vertrouwen te krijgen en zich aan je zorg over te geven.
Ook bij oudere kinderen valt er vaak nog veel in te halen in de eerste bouwstenen, maar daar is soms wat fantasie en creativiteit van de ouders voor nodig. Een kind van vier rent al rond, maakt contact met de buitenwereld en kan vaak al veel zelf. Zo kan je kind bijvoorbeeld al gedrag uit de derde bouwsteen laten zien, maar ook nog behoeften hebben uit de eerste bouwsteen.
Omgaan met spanning en emoties
Kinderen die nog niet zo lang bij hun adoptieouders wonen of die erg veel hebben meegemaakt, vallen bij stress nog gemakkelijk in hun oude patroon van bijvoorbeeld druk doen, zich terugtrekken of grenzen overschrijden. Het kind kan zijn stress niet goed zelf reguleren en wordt erdoor overspoeld. Hierdoor werkt de gangbare pedagogische aanpak vaak niet, of zelfs averechts.
Met emoties zoals boosheid of angst, is op zich helemaal niets mis. Problemen ontstaan pas door het ongewenste gedrag dat eruit kan voortkomen zoals slaan, gillen, schelden, zichzelf of een ander pijn doen, dingen kapot maken of weglopen. Als je kind goed leert omgaan met spanning en emoties, dan is dat niet alleen prettig voor anderen in zijn omgeving maar ook voor hemzelf.
Bij adoptiekinderen heeft het gedrag en de emotie vaak niet alleen met het huidige voorval te maken, maar raakt het ook aan eerdere negatieve ervaringen. Vaak is het kind bang afgewezen te worden of (weer) iemand te verliezen. Die onderliggende angst en de stressreactie die daarbij komt kijken kunnen herkennen en begrijpen is voor ouders en andere (mede)opvoeders een belangrijke eerste stap. Neem de woorden tijdens een driftbui van je kind niet te letterlijk en trek het je niet persoonlijk aan; je kind doet het niet expres.
Verlies, rouw en gehechtheid
Voor adoptiekinderen betekent de adoptie het acute verlies van een vaste verzorger of pleegouder(s). Ook raken zij hun vertrouwde omgeving kwijt: de andere kinderen in het kindertehuis of pleeggezin, hun bedje of matje, de geuren, het dagritme, de geluiden, het licht en de kleuren. Niet ieder kind rouwt direct na de adoptie om wat hij is verloren. Een kind is afhankelijk van volwassenen. Hij moet zich snel weer openstellen voor de zorg van andere mensen. Soms lijkt het dan alsof hij geen verdriet heeft of al over het verlies heen is, maar dat is vaak schijn. Sommige kinderen gaan pas rouwen als ze zich na een lange tijd geborgen beginnen te voelen.
Andere kinderen beseffen hun verlies al snel na de overdracht, dán realiseert hij zich dat hij zijn vroegere verzorgers niet meer terug zal zien. Uitingen van verdriet zijn bijvoorbeeld: huilen, zich slap houden of slecht eten. Schrik niet van dergelijk gedrag, blijf rustig en biedt zoveel mogelijk troost.
Je kunt je kind helpen door:
- mee te leven met en het benoemen van verdriet, boosheid of angst;
- warmte en veiligheid te bieden;
- aandacht te besteden aan ‘kleine verdrietjes’, zoals het stoten van een teen;
- aandacht te hebben voor welkom en afscheid;
- te zoeken naar herkenning in verhalen, boeken, films;
- een levensboek te maken of een doos met herinneringen;
- een afscheids- of herdenkingsritueel te verzinnen.
Op de goede weg?
Elk adoptiekind heeft een andere achtergrond en maakt een andere start in zijn nieuwe gezin. Je kent zelf je eigen kind het beste, weet wat hij heeft meegemaakt voordat hij bij je kwam, hoe hij was toen hij net aankwam en hoe het nu gaat.
Simpel gezegd: het gaat de goede kant op als je merkt dat het gedrag waaruit blijkt dat je kind zich onveilig voelt, geleidelijk aan vermindert. Jullie voelen je steeds vaker ontspannen als je bij elkaar bent en jullie kunnen genieten van zorg, aandacht en intimiteit met elkaar. Daarbij merk je dat je kind bijvoorbeeld:
- geniet en ontspant bij intieme momenten en fysiek contact;
- steeds beter gaat slapen en eten;
- onderscheid maakt tussen opvoeders en vreemden;
- bij spanning contact en steun bij jou zoekt;
- in een veilige situatie op onderzoek uit durft te gaan;
- behoeften kan uitstellen of zichzelf kan vermaken;
- zijn ervaringen met je gaat delen;
- steeds vaker emoties laat zien die passen bij de situatie;
- beter luistert.
Meer informatie, hulp en ondersteuning
Blijft je kind contact vermijden of zich juist aan je vastklampen? Blijft hij zich te aangepast gedragen of is hij voortdurend boos en uitdagend? Heb je het idee dat je vastloopt en merk je geen verbetering, ondanks dat je heel erg je best doet? Dan is het verstandig om contact op te nemen met een deskundige die kennis en ervaring heeft op het gebied van adoptie en gehechtheid. Dat geldt ook als je merkt dat je het zelf lastig vindt om open, met geduld en warmte op je kind te reageren. De professional met adoptiekennis zal met je meedenken en je advies op maat geven. Mogelijk kun je ondersteuning in de thuissituatie krijgen met enkele handreikingen, soms in combinatie met aanvullende therapie voor je kind of voor jezelf.
Fiom biedt informatie, advies en ondersteuning aan adoptieouders, geadopteerden, leerkrachten en andere professionals. Bij de advieslijn kun je terecht met al je vragen.
Fiom
De Bouw 93 - 3991 SZ Houten
Advieslijn tel. 030 233 03 40, ma t/m do van 9.30 - 12.30 uur, keuze 3
Mail nazorgadoptie@fiom.nl