We schrijven 1981. Wij woonden net in Groningen, man vrouw en een schattige peuter. Kort na aankomst zagen we een oproep van prof. Kremer: ‘Gevraagd spermadonoren, hoog opgeleid, goede gezondheid, vergoeding ƒ 25 per keer’. Wij gunden anderen net zo’n leuk kindje als wij hadden, dus dat deden we graag. Ik denk dat ik tussen de 10 en 20 keer gedoneerd heb.
Toen ik de dokter vertelde dat ik er mee stopte zei zij: ”Jammer, want we hebben successen met u geboekt”. Denkelijk had ze dit niet mogen zeggen want anonimiteit was ons door haar zwaar ingeprent: schande voor de man, vreemd zaad in de vrouw en het zou een kind maar onrustig maken als het zijn biologische oorsprong zou ontdekken. Ik heb dat van die successen ‘dan ook’ nooit aan iemand verteld, maar ik ben het ook nooit vergeten.
De anonimiteit werd in 2004 opgeheven en in 2010 werd het Fiom-register opgestart; daar heb ik me prompt bij ingeschreven. Zoals wij in 1981 en volgende jaren mensen een leuk kind gunden zoals wij dat hadden, zo wilde ik in 2010 een donorkind helpen zijn/haar roots te ontdekken. Ik heb er met mijn toenmalige partner uitgebreid over gefantaseerd hoe het zou zijn als ‘ik gevonden zou worden’.
Het voorjaar van 2019 bracht een grote verrassing: Fiom belde met de mededeling: “Er is een match”; de DNA-databank werkte. Ik zei: “Fantastisch!” Fiom sprak met mijn donorzoon en met mij los van elkaar op kantoor en schatte in dat wij wel zonder begeleiding de ontmoeting konden aangaan en gaf ons, volgens afspraak, elkaars naam en adresgegevens. Vrij snel belde mijn nieuwe zoon en dat contact verliep al gelijk heel soepel. We hadden allebei op internet al dingen nagezocht van elkaar.
We ontmoetten elkaar in een rustige gelegenheid halverwege onze woonplaatsen. Ik gaf hem een hand en zei: “Gefeliciteerd”, waarop hij zei: "Ja, jij ook”. Dat was een prima ontmoeting, even aftasten, maar de communicatie ging heel makkelijk, alsof ik met een broer aan het praten was. Het gesprek ging over waarom ik donor was en hoe hij zijn 'donorkind-zijn' had ontdekt en hoe dat was. Ook had hij een lijstje of ik bepaalde kwalen (hooikoorts e.d.) had. Na het gesprek meldde hij dat hij meer van zijn onbekende vader in zichzelf had gezien dan hij van te voren had durven denken. We wilden beiden een blijvend contact. Wederzijds gebruiken wij het woord ‘verrijking’. Dat sloeg op het feit dat ik nu een tweede kind heb waarin ik dingen herken en hij een biologische oorsprong in zichzelf kan ontdekken. Nadien een ontmoeting met zijn vrouw en kind, al even gezellig.
Hendrik: Ik heb met mijn toenmalige partner uitgebreid gefantaseerd hoe het zou zijn als ‘ik gevonden zou worden’.
Ik vertelde het mijn dochter en die zei ook: “Fantastisch!” Ze heeft haar nieuwe halfbroer toen ontmoet en dat klikte al evenzeer. Zij zijn samen de meest nabije familie in de generatie: halfbroer en halfzus! Later zaten we met z’n allen op een terras en ik vroeg of ik dát - ‘dat’ was zijn kleintje - als mijn nieuwe kleinkind mocht beschouwen en daar werd grif mee ingestemd. Helemaal vanzelf hebben wij hem en hen in de familie betrokken, geadopteerd, geannexeerd, hoe je het maar wil noemen.
Nu de vraag wat er gebeurt als er ooit nog meer matches komen... immers is gezegd dat er “successen geboekt” waren. Wordt het weer zo’n herkenning en goed contact? Ik hoop het voor ons allemaal.
Voor het geval zich nog een kind meldt als ik er niet meer zou zijn, heeft mijn dochter me aangezet tot het schrijven van een Levensboek. Dat ligt klaar voor de volgende match.
* Dit ervaringsverhaal is geschreven vanuit een persoonlijke ervaring, dit kan voor iedereen anders zijn.
* In verband met de privacy is de naam in dit verhaal verzonnen.