Als donor hoopte Guus (60) dat in ieder geval één donorkind ooit contact met hem zou opnemen. Die wens kwam bijna twintig jaar na zijn eerste donatie uit. Zijn donordochter zocht hem op. Haar eerste reactie: Ik wil jou wel in mijn leven houden.
Al in zijn tienerjaren had Guus het gevoel dat hij iets voor zijn medemens wilde doen. Bloed doneren was niks voor mij, met dat geprik in je lijf. Later kwam orgaandonatie vaak in het nieuws, maar dat sprak me eveneens niet aan. Guus trouwde en werd vader van twee kinderen. Destijds heb ik met mijn toenmalige vrouw gesproken over zaaddonatie, want dat paste bij mij. Ik ben lichamelijk en geestelijk gezond en dat wil ik wel doorgeven. Maar zij zou van mij scheiden als ik dat zou doen. Uiteraard heb ik dit toen gerespecteerd. Na een huwelijk van zes jaar besloten Guus en zijn toenmalige vrouw te scheiden. Iets doen voor een ander speelde nog steeds door mijn hoofd. Ik was alleen en een volgende partner zou misschien ook niet willen dat ik zaaddonor werd dus dit was het moment. Ik nam contact op met het AMC.
Het is 1995 en Guus krijgt de keuze tussen A (anonieme)-donor of B (bekende)-donor te worden. Ik vond het geen probleem als mijn donorkinderen in de toekomst contact met mij zouden opnemen, dus koos ik voor het B-donorschap. Hierbij hebben donorkinderen in de toekomst recht op persoonsidentificerende informatie. Hij komt gedurende enkele maanden in de medische molen terecht. Onderzoeken, gesprekken, tests. Dan komt het bericht: Guus mocht doneren. Je kon steeds zelf een afspraak maken. Dat heb ik ongeveer een keer per maand gedaan. Vooraf had ik een maximum aantal kinderen aangegeven. Dat was 20. Na twee jaar gaf het AMC aan dat het voldoende was. Ik vond het belangrijk dat de kinderen gezond waren, maar het was niet aan mij om contact op te nemen. Dus dat heb ik toen losgelaten.
Twintig jaar later ziet Guus in het nieuws berichten over het recht van donorkinderen om hun donor te ontmoeten. Mijn gegevens waren bekend bij het AMC, dus ik kon gevonden worden. In de zomer van 2015 komt er een brief van Fiom. Een donorkind is naar hem op zoek. Ze had mijn donorpaspoort ingezien en wilde graag een ontmoeting. Dat wilde ik wel. Ik vond het best spannend. Vooraf had ik geen voorstelling over hoe het zou lopen. Als de twee elkaar voor de eerste keer zien, vallen de overeenkomsten meteen op. Het was heel bijzonder. Niet alleen qua uiterlijk, maar ze is ook sportief, heeft dezelfde interesses als ik. Mijn donordochter heeft twee moeders en dus altijd geweten dat ze een kind van een donor is. Tot haar 16e had ze nog geen behoefte aan contact. Nu wilde ze wel weten wie ik was. Meer niet. Maar het was zo leuk, dat ze mij in haar leven wilde houden.
Guus: Eén keer per jaar komen ouders, kinderen en partners samen.
Wat mij betreft lag het initiatief voor een volgend contact vervolgens bij haar. Ik had mijn Facebook ondertussen bewust ingericht met foto’s en filmpjes, zodat ze meer over mij en mijn verleden kon zien. Via Fiom hebben we toen contactgegevens uitgewisseld. Mijn donordochter heeft nog een broertje, die vol verwant is aan haar en daardoor ook een donorkind van mij. Later heeft ze mijn donorzoon uit een ander gezin gevonden en het klikt goed tussen die twee. Een keer per jaar komen de donorkinderen met hun vriend of vriendin en Guus samen. Hun ouders, mijn kinderen en partner gaan dan mee. We doen altijd iets actiefs. Zo zijn we gaan bowlen, hebben we een golfclinic gevolgd en dit jaar gaan we badmintonnen. De wens van Guus is uitgekomen. Later schrijft hij zich in bij de Fiom KID-DNA Databank, om zo nog beter gevonden te worden.
De ontmoeting met zijn donorzoon verliep emotioneel. Toen hij mij voor het eerst zag, begon hij te trillen. Ik vroeg wat er was en hij vertelde dat hij direct zag hoe zijn overleden zusje op mij leek. Ze was op tweejarige leeftijd gestorven. Dat raakte me. Later vergelijken ze foto’s van het overleden zusje en de dochter van Guus. Als twee druppels water. De moeders van mijn donorzoon vinden het mooi om nu de ontwikkeling bij mijn dochter te zien. Voor hun is het een waardevolle ontmoeting.
Een tijd geleden werd Guus benaderd door het AMC. Ze waren op zoek naar het verhaal van een donor. Dat heb ik toen verteld. En ik zit in de klankbordgroep van CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, red.). Samen met een andere donor en twee donorkinderen denk ik mee over donorschap in de praktijk. Dit soort dingen doe ik graag, zo kan ik mensen hopelijk helpen. In het verleden werkte Guus mee aan artikelen over het thema. Ik loop er niet mee te koop in mijn omgeving, begin er nooit zelf over. Als mensen vragen hebben, geef ik altijd antwoord. Of als het ter sprake komt, ga ik in gesprek. Sommigen zeggen dat ze het zelf nooit zouden doen of zijn juist heel nieuwsgierig.
Via het AMC weet Guus dat hij 19 donorkinderen heeft, waarvan hij er tot nu toe drie ontmoet heeft. Het is natuurlijk altijd de vraag of ze weten dat ze donorkind zijn. Ik wacht af. Als er iemand op mijn pad komt, werk ik uiteraard gewoon weer mee. Een donorkind heeft het recht om te weten waar hij of zij vandaan komt. Als ze mij willen ontmoeten, dan kan dat. En als ze de andere donorkinderen willen ontmoeten, dan kan dat ook. Daar staan ze voor open. Guus denkt na over de verre toekomst. Ik heb niet het eeuwige leven, dus we zijn nu aan het nadenken om samen met Fiom een gefilmd portret op te stellen over mij en mijn leven voor het geval dat er later nog donorkinderen op zoek gaan.
* Dit ervaringsverhaal is geschreven vanuit een persoonlijke ervaring, dit kan voor iedereen anders zijn.
* In verband met de privacy is de naam in dit verhaal verzonnen.