‘Afstandsmoeders’: zo heten in Nederland de vrouwen die – al dan niet gedwongen - hun kind hebben afgestaan ter adoptie. In Engeland worden ze birthmothers genoemd, geboortemoeders. En moeder blijf je, ook als je je kind hebt moeten afstaan. Sommige vrouwen voelen zich inderdaad hun hele leven moeder, ondanks de ‘afstand’. Andere moeders hebben dat gevoel minder, maar voor het kind blijven ze in ieder geval de biologische moeder. Hoe waren de omstandigheden voor afstandsmoeders vroeger en hoe is het nu?
Eerste adoptie in 1956
Vanaf 1956 is afstand ter adoptie mogelijk. Afstandsmoeders die in die eerste periode jong zwanger waren, zijn nu over de 70. Sommige afstandsmoeders zijn al in de 80 of misschien wel overleden. Lange tijd waren de moeders onzichtbaar. Er was niets over hen bekend en zelf zwegen ze als het graf. Eind jaren 80 van de vorige eeuw kwam een aantal afstandsmoeders met hun verhaal naar buiten. Sindsdien is er veel informatie verzameld.
De afstandsmoeders van vroeger
Met de ‘afstandsmoeders van vroeger’ worden de vrouwen bedoeld die zo’n veertig jaar (of langer) geleden afstand hebben moeten doen van hun kind. In die tijd speelden schande en taboe een grotere rol dan tegenwoordig. De afstandsmoeders van vroeger vormen de grootste groep afstandsmoeders in Nederland. Juist rond de jaren 70 van de vorige eeuw kwam afstand ter adoptie het meeste voor. Ongeveer 1000 vrouwen per jaar deden toen al dan niet gedwongen afstand.
Een deel van deze vrouwen heeft inmiddels contact met haar afgestane kind of is aan het zoeken. Een ander deel leeft nog steeds met het geheim van de afstand.
Hoe ging het vroeger met afstandsmoeders?
In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw was de norm: pas als je getrouwd bent krijg je kinderen. Werd je ongetrouwd zwanger dan was je een gevallen meisje, een schande voor de familie. Mogelijkheden om een zwangerschap te voorkomen of af te breken waren er niet: voorbehoedsmiddelen ontbraken veelal en abortus was illegaal.
Opvanghuis voor zwangere vrouwen
Ongehuwd zwangere vrouwen gingen - vanaf dat de zwangerschap zichtbaar was – meestal naar een opvanghuis voor vrouwen, bijvoorbeeld van de Katholieke kerk. Hier konden ze in het geheim bevallen en werden ze tijdens de kraamtijd verzorgd. Of ze gingen naar familie ver weg. Van een echte keuze was geen sprake, meestal was de druk groot om afstand te doen. Velen mochten hun kind niet zien. Als ze daarna weer thuiskwamen werd er niet meer over gepraat. Men dacht in die tijd dat het beter was een band met het kind te vermijden en alles te vergeten. Bovendien was afstand doen van je kind een groot taboe dus moest het geheim blijven. De afstandsmoeders moesten beloven nooit op zoek te gaan naar hun kind.
Het verhaal van afstandsmoeders
In de jaren 80 van de vorige eeuw nam het afstandsmoeders af. Er waren betere voorbehoedsmiddelen beschikbaar, abortus werd gelegaliseerd en alleenstaande moeders waren niet langer een schande. In dezelfde periode bleek voor het eerst dat de vrouwen die hun kind hadden moeten afstaan daar grote moeite mee hadden. Zij kwamen in de loop van de jaren steeds meer met hun verhaal naar buiten.
Els, een afstandsmoeder van vroeger
Els (geb. 1954) beviel in 1969 van een dochter. Zij was toen pas 15 jaar oud en 'per ongeluk' zwanger geraakt. Direct na de geboorte heeft ze haar kindje moeten afstaan ter adoptie.
Els: ‘Dat was toen normaal, want het werd als een schande gezien. Toen ik zwanger werd was ik nog zo groen als gras. Op het moment dat ik op school voor het eerst seksuele voorlichting kreeg, moet ik al zwanger geweest zijn. Toen was het te laat.'
Els is in het ziekenhuis bevallen.
‘Ik mocht eigenlijk niets van de bevalling zien en kreeg daarom een doek over mijn hoofd. Die doek heb ik van mijn ogen af kunnen trekken. Zo heb ik toch nog stiekem een glimp van het kind kunnen opvangen. Het lieve meisje was in één keer weg. Vanaf dat moment ging ik toneelspelen. Ik werd iemand die altijd de clown uithing, om mijn verdriet te verdringen. Zoiets raak je niet meer kwijt.’
Bijna 25 jaar hoorde Els niets meer over haar eerstgeborene. Totdat bleek dat haar dochter op zoek was naar haar.
‘Ik heb dat toen zelf afgehouden. Ik vond het te eng en moest het eerst laten bezinken. Dat duurde wel een jaar. Rond die tijd las ik ook voor het eerst mijn dossier. Dat is best wel heftig, als je terugleest dat er zó over je wordt beslist.’
Zo rond het eerste contact met haar dochter ging Els ook voor het eerst naar een landelijke bijeenkomst voor afstandsmoeders.
‘Ik viel bijna van mijn stoel, want ik wist niet dat er zoveel vrouwen waren die hetzelfde als ik hadden meegemaakt. Ik dacht altijd dat ik de enige was! Contact met andere afstandsmoeders is heel fijn, zij weten precies hoe jij je voelt.'
De afstandsmoeders van nu
Fiom heeft samen met de Radboud Universiteit Nijmegen onderzoek gedaan naar afstand ter adoptie in Nederland in de periode 1998 tot 2007. De resultaten zijn beschreven in het onderzoeksrapport ‘In één klap moeder en ook weer niet’. De omstandigheden waaronder vrouwen zich genoodzaakt zien afstand te doen van hun kind ter adoptie in deze periode zijn verschillend werden. Uit de gegevens blijkt dat de jongste afstandsmoeder bij de bevalling 13 jaar was en de oudste 44 jaar. De gemiddelde leeftijd was 23.45 jaar. Ook was de etnische achtergrond divers.
In de tien jaar tussen 1998 en 2007 hebben 200 vrouwen in Nederland afstand gedaan van hun kind. Meer dan de helft van deze afstandsmoeders was 21 jaar of jonger. Ook kwam meer dan de helft uit een ander land dan Nederland of was een van de ouders elders geboren. Bij de vrouwen met een andere etnische achtergrond zijn een paar patronen te onderscheiden.
Vierentwintig van deze 200 afstandsmoeders waren vluchteling. Zij vormden gemiddeld de jongste groep en hadden vaker ervaringen met gewelddadige en traumatische situaties waaronder seksueel geweld.
Tweeëntwintig vrouwen kwamen uit Oost- Europa. Een deel van hen was tijdelijk in Nederland om geld te verdienen om hun achtergebleven familieleden, waaronder achtergebleven kinderen, te onderhouden.
Zesentwintig vrouwen waren van Marokkaanse of Turkse afkomst. Bij hen stond schande, eerverlies en geheimhouding centraal, al waren zij daarin niet de enigen. De omstandigheden van de overige afstandsmoeders met een andere etnische achtergrond waren even divers als van de vrouwen met Nederlandse achtergrond.
Welke factoren spelen een rol bij afstand ter adoptie?
Meestal is de situatie van de afstandsmoeders complex en spelen meerdere factoren een rol bij de keuze voor afstand ter adoptie.
Een combinatie van:
-
Te jong.
-
Te oud (boven de veertig, heeft al bijna volwassen kinderen).
-
Geen inkomen, geen woning, geen sociaal netwerk.
-
Moeilijke jeugd (het overlijden van een ouder, mishandeling of incest).
-
Belaste thuissituatie (de zorg voor een gehandicapte partner of kind).
-
Huiselijk of seksueel geweld.
-
Zwanger door verkrachting.
-
Vluchteling (illegaal, ziet geen toekomst).
-
Geloof en cultuur (kan leiden tot schaamte, schande en soms angst voor aan eer gerelateerd geweld).
-
Drugsverslaving.
-
Prostitutie.
-
Psychiatrisch verleden.
-
Verstandelijke beperking.
-
Gehandicapt kind.
-
Oudere kinderen (moeder is uit de ouderlijke macht ontzet of redt de verzorging maar net).
-
Geen kinderwens (heeft nooit kinderen gewild en ziet zichzelf niet als moeder).
-
Opleiding (is nog met opleiding bezig of heeft andere toekomstplannen waar kind niet in past).
-
Late ontdekking zwangerschap (vlak voor of tijdens de bevalling).
De rol van de biologische vader
Naast de factoren die hierboven genoemd worden, is de rol van de biologische vader ook van invloed. Sommige moeders besluiten tot afstand ter adoptie omdat de biologische vader niet betrokken kan of wil zijn bij het kind. Zij willen geen alleenstaande moeder zijn en gunnen het kind een (adoptie)vader.
Andere vrouwen zijn bang voor de biologische vader. Het kind verbindt hen ongewild met deze man en dat is een reden om het af te staan. Soms is de vader van het kind een ander dan de huidige partner van de vrouw. Dit kan leiden tot een pijnlijke situatie met het risico op een scheiding als ze haar kind zou houden.
Voor de meeste vrouwen gelden meerdere van bovengenoemde redenen. In het algemeen is de moeder ervan overtuigd dat haar kind beter af is bij adoptieouders.
‘De afstandsmoeders van nu’
Sinds 2016 houdt Fiom geanonimiseerde gegevens bij van vrouwen in Nederland die overwegen hun kind af te staan ter adoptie. Het resultaat staat beschreven in de Landelijke Afstand ter Adoptie Registratie, kortweg de LATAR. Hierin presenteert Fiom de resultaten van onderzoek naar de omstandigheden en motieven van vrouwen die overwogen of besloten hebben om hun kind af te staan ter adoptie.
Voorbeelden uit onze praktijk (namen gefingeerd)
De Afghaanse Uzuri is sjiiet, de vader van haar kind soenniet. Zij willen graag samen voor hun kind gaan zorgen, maar hun relatie is onmogelijk. Niemand mag ervan weten, dat zou tot verschrikkelijke gevolgen kunnen leiden. Zij staan hun kindje met veel verdriet af. Uzuri is inmiddels uitgehuwelijkt en haar echtgenoot weet niet van het bestaan van het kind.
Andrea en Julius, beiden begin twintig, merken niet dat Andrea zwanger is. Zij krijgt steeds meer buikpijn en uiteindelijk bevalt zij onverwachts en met veel bloed in de keuken van hun huis. Een traumatische ervaring. Beiden ervaren geen enkele band met hun dochtertje en zijn nog helemaal niet toe aan het ouderschap. Zij denken dat het beter is als hun kind wordt opgevoed door mensen bij wie hun kind welkom is.
Jamila is 16 en zit in een asielzoekerscentrum. Zij is in haar thuisland verkracht en is zwanger. Haar situatie is onzeker, zij weet nog niet of zij in Nederland mag blijven. De belangrijkste reden om haar kindje af te staan is haar angst dat zij nooit van hem zal kunnen houden.
Jacintha is 23 jaar en zwanger. Haar moeder overleed toen zij dertien was. Haar vader kon dit niet verwerken en ging aan de drank. Zijn handen zaten los. Jacintha is op haar zeventiende het huis uitgegaan en heeft geen contact meer met haar vader. Zij staat er alleen voor, de vader van haar kind wil er niets mee te maken hebben. Jacintha is bang geen goede moeder te kunnen zijn en vindt het voor haar kind beter dat het geadopteerd wordt.
Onderzoek naar afstand en adoptie
In september 2019 is een onderzoek gestart naar binnenlandse afstand en adoptie in de periode 1956 tot 1984. Onderzoek naar de situatie van afstandsouders- en kinderen uit die periode, naar de rol van betrokken organisaties en van de sociale omgeving, zoals familie en hulpverleners.
Het onderzoek is in november 2021 stopgezet, omdat bij het Aanmeldpunt zaken zijn misgegaan en dit het vertrouwen van de aanmelders heeft geschaad. Een van de gevolgen van het stopzetten van het onderzoek is dat alle gegevens van de aanmelders bij het Aanmeldpunt of het Verwey-Jonker Instituut zijn vernietigd. Dat was nodig volgens de privacywet persoonsgegevens (AVG).
Het Verwey-Jonker Instituut heeft het bijeengebrachte materiaal uit het archief- en literatuuronderzoek inmiddels beschikbaar gesteld in vijf working papers.
De minister voor Rechtsbescherming heeft in 2022 een nieuwe commissie ingesteld om onderzoek te doen naar het systeem van binnenlandse afstand en adoptie. Deze commissie bepaalt zelf hoe zij het onderzoek wil uitvoeren, volledig los van het ministerie. Deze commissie ‘Onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie’ is op 1 oktober 2022 geïnstalleerd en staat onder leiding van professor doctor Micha de Winter. De commissie verwacht voor oktober 2024 haar onderzoek te hebben afgerond.
Zie ook het verkennend onderzoek naar afstand en adoptie door de Radboud Universiteit in 2016.