26/03/2019 - Tekst: Meike Melenhorst
Tot en met 7 april is in het Stedelijk Museum Amsterdam nog de expositie ‘Spirits of the Soil’ te zien van Raquel van Haver (Bogotá, 1989). Het werk van de kunstenaar is verdeeld over zes zalen. Kijken naar haar schilderijen is – zeker als je er de tijd voor neemt – een overweldigende ervaring.
In de eerste zaal hangen collages die prachtig van compositie zijn, in de overige zalen het woestere werk. Zelf noemt ze het ‘luide’ schilderkunst. Van Haver maakt enorme schilderijen, met verf in zulke dikke lagen dat je er bijna mee kunt boetseren. Ook maakt ze gebruik van bijzondere materialen als nephaar, sigarettenpeuken, gips en teer. Het pronkstuk van de tentoonstelling is We do not sleep as we parade through the night, een schilderij van 4 bij 9 meter dat op Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci lijkt en tegelijkertijd volstrekt hedendaags is.
Van Haver laat in haar schilderijen allerlei gemeenschappen zien, uit Nigeria, Cuba, Suriname en ook uit haar geboorteland Colombia. Ze gaat tijdens haar reizen naar buurten die een slecht imago hebben, maar waar veel saamhorigheid is en waar het sociale leven zich vooral op straat afspeelt. Ze is gefascineerd door de overeenkomsten tussen deze plekken: overal zie je dezelfde plastic stoelen, ventilatoren, colakratjes en flessen zelfgebrouwen drank in het straatbeeld.
Alleen zwarte mensen
In de tentoonstelling wordt slechts genoemd dat de kunstenaar in Colombia is geboren, niet dat ze is geadopteerd. Na het zien van de schilderijen was ik dermate gefascineerd dat ik wat speurwerk ben gaan doen. In een interview dat ze op 21 november 2018 gaf aan NRC vertelt Van Haver dat ze besloten heeft alleen nog maar zwarte mensen te schilderen, omdat zij in de westerse kunstgeschiedenis zo ondervertegenwoordigd zijn. Haar schilderijen gaan over de plekken die aangetast zijn door de geschiedenis van kolonialisme en migratie. “In de Nederlandse kunst wordt dat soort onderwerpen bijna vermeden”, vindt ze, “en dat zou niet moeten. We moeten juist breder kijken.”
Bij Van Haver zelf ontstond dat besef toen ze op haar twintigste een museum in de Colombiaanse stad Medellín bezocht. “Je zag daar nauwelijks portretten van gekleurde mensen en als ze al werden afgebeeld stonden ze in de schaduw of gingen schuil achter een balk.” Terug op de kunstacademie in Utrecht keek ze om zich heen en zag geen representatie van zichzelf. Toen is ze de schilderijen zelf maar gaan maken.
In de Volkskrant, als onderdeel van een reeks interviews waarin wordt onderzocht welke rol afkomst in Nederland speelt, vertelt Raquel van Haver op 3 oktober 2017: “Ik ben geadopteerd uit Colombia, mijn zusje uit Sri Lanka, mijn ouders zijn witte Nederlanders en ik groeide op in Hoorn. De eerste keer dat werd gevraagd of ik het koud vond hier, of dat iemand zei: wat spreek je goed Nederlands, is het niet erg. Bij de tiende keer is het niet fijn meer. Ik kon er slecht tegen dat door de buitenwereld steeds werd bevestigd dat ik anders was. In mijn hoofd was ik een gewoon Nederlands kind. Maar dat was ik niet, op school werd ik letterlijk achter in de klas gezet, met de andere allochtone kinderen. We kregen andere boekjes: lezen jullie dit maar, dat begrijpen jullie tenminste. Als schooladvies kreeg ik van mijn leraar het laagste van het laagste, vmbo kader. Tot mijn moeder naar school kwam. Zijn hele beeld van mij veranderde. Ik ben naar de mavo gegaan, na een jaar naar de havo en daarna het hbo.’
Geen onwetendheid
Een paar jaar geleden vroeg ze haar moeder mee te gaan naar een lezing die ze gaf in het Tropenmuseum in Amsterdam. “Een man in het publiek vertelde dat hij ook leraar was op een basisschool en zei: maar jullie zijn ook gewoon dommer. Ik had het eerder geprobeerd uit te leggen aan mijn moeder. Over achtervolgd worden in winkels omdat ik misschien iets zou stelen, dat er sneller gedacht werd dat ik iets stouts had gedaan. Dit was de eerste keer dat ze het zag gebeuren. Na die avond heeft mijn moeder het opgepakt, dat is zo mooi om te zien. Ze probeert het te begrijpen. Ik wil het geen onwetendheid noemen als Nederlanders zeggen dat ze geen racisme zien. Je kunt lezen, je kunt je inleven.”
In hetzelfde interview vertelt Van Haver dat ze al jaren een fantasie heeft: dat ze een beroemd kunstenaar wordt en in Colombia met haar foto in de krant komt, en dat haar biologische moeder haar ziet en ze elkaar zo zullen vinden. Of dat gaat gebeuren is uiteraard de vraag, maar met deze tentoonstelling is ze zeker dichter bij haar streven gekomen om een beroemd kunstenaar te worden.